geduchten dorst had, maar zei: ‘Ik wil wachten, tot we een ander beekje vinden.’
Toen ze nu bij een ander beekje kwamen, hoorde het zusje, hoe ook uit dit eene stem kwam, die zei: ‘Wie uit mij drinkt, die wordt een wolf.’ Nu riep het zusje: ‘Broertje, ik bid je, drink niet; want anders wordt ge een wolf en eet ge me op.’ - Het broertje dronk weer niet en zei: ‘Ik wil wachten, tot we weer aan een beekje komen; maar dan moet ik drinken, ge moogt zeggen, wat ge wilt; mijn dorst is al te groot.’
En toen ze bij de derde beek kwamen, hoorde het zusje weer eene stem, die zei: ‘Wie uit mij drinkt, die wordt eene ree.’ En het zusje riep: ‘Och, broertje, drinkt niet: want dan wordt ge eene ree en loopt van me weg.’ Maar het broertje kon en wou nu niet langer wachten, doch boog zich neer, schepte met zijn handje water uit de beek, en was terstond in eene ree veranderd.
Nu schreide het zusje om het betooverde broertje, en het reetje schreide bitter mee. Toen zij het meisje eindelijk: ‘Stil, lieve reetje, schrei niet; want ik wil je daarom mijn leven lang niet verlaten.’ Vervolgens bond ze haar kouseband los en deed dien het reetje om den hals, en zoo gingen ze verder het bosch in.
En toen zij eindelijk ver, heel ver gegaan waren, kwamen zij aan een klein huis, en 't meisje keek naar binnen, en omdat het leeg stond, dacht het zusje:
‘Hier kunnen wij blijven en wonen.’
Vervolgens ging zusje dorre bladeren en mos zoeken, om daarvan een bedje voor het reetje te maken, en iederen morgen ging zusje uit en zocht wortels, bosch-