Bij Saartje
(ca. 1910)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
liever mee, dan met hare pop. Zij legde die op 't bedje, zette haar op een bankje, droeg haar op den arm als een klein kind, en snapte en praatte er mee. De oude Dina, de meid, had altijd groot pleizier, als zij kleine Anna zoo aardig met hare pop zag spelen. ‘Weet je wat, Anna,’ zei ze op een dag, ‘morgen is 't je moeders jaardag. Wilt ge haar dan niet wat geven? Ge weet wel, hoe lief ze je heeft en alles voor je doet; daarom moest gij haar nu ook eens blij maken.’ ‘Och,’ zei Anna, ‘dat wou ik wel dolgraag; maar ik ben nog zoo klein en heb niets. Ja, had ik maar wat!’ ‘Ik zou wel wat weten,’ zeide Dina; ‘maar ik weet niet, hoe we daar 't geld toe zullen krijgen. Een groote amandeltaart met den naam Marie - want zoo heet moeder immers? - daar in suikerletters boven op, dat zou wat heel moois voor een jaardag wezen.’ ‘O ja,’ antwoordde Anna, ‘dat zou 't ook; maar we hebben geen geld,’ zei ze en liet bedroefd het hoofdje hangen. - ‘Dina!’ riep ze toen op eens, ‘nu weet ik 't al.’ ‘Wat dan, kind?’ vroeg Dina. ‘Wat dunkt je, we verkoopen de pop, en voor dat geld laten we eene taart bakken. O, loop gauw en verkoop haar; maar zeg er vooral moeder niets van.’ Met tranen in de oogen gaf zij oude Dina de pop, die haar zoo lief was; maar hare moeder had zij toch nog veel liever. Dina nam de pop, ging en kwam na een poosje met een groot zilveren geldstuk in de hand weerom. | |
[pagina 47]
| |
‘Kunnen wij daarvoor wel eene taart krijgen?’ vroeg Anna. ‘Zeker wel,’ zei de meid, ‘ik ben al bij den banketbakker geweest en heb een heel mooie, groote taart besteld.’ Nu klapte het kind van blijdschap in de handjes en hoopte maar, dat de banketbakker de taart niet vergeten en dat die goed uitvallen zou, en kon dien nacht bijna geen oog toedoen van ongeduld. 's Morgens zetten Dina en de kleine Anna de taart op tafel, en toen moeder in de kamer kwam, zeide het kind het kleine versje op, dat zij voor die gelegenheid van buiten geleerd had. De moeder was recht blij en gelukkig, nam de kleine meid op hare armen en bad in haar hart God, dat die haar lief kind tot een goed en braaf mensch mocht laten opgroeien. Vervolgens ging de moeder naar de kast, haalde de pop daaruit en zeide: ‘Hier, mijn lief kind, heb je ook je pop weerom; want ik heb die van Dina gekocht en nu geef ik je haar terug.’ Toen hadt ge moeten zien, wat blijdschap er dien dag in huis was; maar wie 't meest blij was: de moeder, de oude Dina of de kleine Anna - dat kan ik zoo waar niet zeggen. |
|