houw! als een stoute jongen hem plaagt of kwaad doet, en daarmee wil hij zeggen: ‘Houw, houw dien jongen, want hij is een deugniet.’ - Hij blaft ook Houw-houw! als een vreemde in huis komt, en dat moet dan beduiden: ‘Houw (sla) hem de deur uit, want hij hoort hier niet in huis!’ Slaapt de hond en hij hoort iemand leven en rumoer maken, dan roept hij weer: ‘Houw-houw hem, die daar zoo'n spektakel maakt!’
Als de voermansknecht den hond meeneemt, dan loopt en springt die vlug vooruit, en loopt dan het paard wat langzaam, dan wordt hij ongeduldig en roept den knecht toe: ‘Houw-houw eens op het paard; dan zal het wel vlugger loopen.’
Moet de slagershond het vee aandrijven, en wil dat niet goed voort, dan roept hij weer: ‘Houw-houw op de beesten; want dat gaat zoo veel te langzaam.’
Wil een dief 's nachts in huis breken, dan wordt de hofhond aanstonds wakker en blaft al zijn best: ‘Houw-houw den dief!’
Maar als de hond zelf iets verkeerds gedaan heeft, dan roept hij niet: ‘Houw-houw mij!’ maar hij houdt zich doodstil, trekt den staart tusschen de beenen, en is blij, als hij geen Houw-houw op zijn rug krijgt.