De kat en de drie honden.
De kat was in de provisiekamer geslopen en had een braadworst gestolen. Toen zij er weer uitkwam, waren net drie honden voor de deur: mop, spits en poedel. Nu werd poes bang, dat deze verklappen mochten, dat zij gestolen had, en dat zij dan de verdiende slagen zou krijgen. Zoo ging zij dan bij 't mopje en zei zachtjes: ‘Lieve mopje, als je je mond houdt en aan niemand vertelt, waar ik geweest ben, dan zul je 't vetste stukje van mijn braadworst hebben.’
Mop rook eens aan de worst, en daar die hem zoo goed toeleek, zei hij aanstonds ‘Ja.’
Hierop ging de kat bij spits en fluisterde weer: ‘Mijn allerliefste spitsje, als je je mond houdt en aan niemand vertelt, waar ik geweest ben, dan zul je 't vetste stukje van mijn braadworst hebben.’
Spitsje rook ook eens aan de worst, en daar die hem heel lekker toeleek, zei hij ook ‘Ja.’
Nu ging poes ook bij den poedel en deed weer op dezelfde manier. De brave poedel wou evenwel geen gestolen braadworst eten, en wou ook niets met de valgche, diefachtige kat te doen hebben.
‘Neen, ondeugende snoepster en diefegge, die je bent, ik wil niemendal met je te doen hebben,’ zei hij. En hij pakte haar bij 't oor en sleepte haar mee naar de keuken, en vertelde daar alles; net, zooals het gebeurd was. Toen kreeg poes slaag, omdat ze gestolen had;