De arme Lampe werd echter spoedig door Reinaart en zijn vrouw en kinderen zoo lekkertjes opgemuisd dat er niets van hem overbleef dan de kop, die Reinaart in een linnen zak naaide.
Juist was hij hiermede klaar, toen Bellijn naar binnen stapte en vroeg waar Lampe was.
Reinaart deed alsof hij hem niet verstond en zeide: ‘o, ik ben zoo gelukkig. Ik heb het grootste deel van den schat gevonden en zal de rest spoedig halen. Het is hier in dezen zak. Gij, mijn vriend, moogt het den Koning brengen, zeg dat u de eer voor dit alles toekomt, dan zal hij u er stellig goed voor beloonen.’
Den Koning een dienst te kunnen bewijzen, scheen Bellijn zoo'n groot geluk, dat hij drie voet hoog sprong van loutere pret.
‘Dom dier,’ bromde Reinaart zacht, terwijl hij met zijn vrouw en tweelingen rustig naar de bokkesprongen van den ram keek.
Men kan begrijpen hoe boos Koning Nobel was, toen hij het pak openende het bebloede hazekopje vond. Bellijn kreeg waarlijk geen belooning, de stumpert werd ter doodgebracht en Reinaart moest weer bij den Koning komen.
Hij kwam onmiddellijk met het onschuldigste gezicht van de wereld en toen hij hoorde wat er geschied was, riep hij uit: ‘Bellijn heeft dus niets gebracht? Ook niet de prachtige juweelen, die ik tot een geschenk voor Uwe Majesteit, onze genadige Koningin bestemde?’
‘Juweelen?’ vroeg de Koningin met belangstelling.
‘Prachtige juweelen,’ verzekerde Reinaart en hij gaf er een beschrijving van, die de oogen der Koningin deden fonkelen.
‘Misschien zou ik ze nog wel terug kunnen vinden,’ merkte Reinaart aan, ‘Bellijn heeft ze waarschijnlijk wel hier of daar verstopt.’
De Koning had lust hem te laten gaan, doch zij die hem hadden aangeklaagd, begrepen dat dit slechts een nieuwe list was en eischten de voltrekking van het doodvonnis.
Koning Nobel was besluiteloos. ‘Laat dan een eerlijk gevecht beslissen of ik schuldig ben,’ stelde Reinaart voor en dit voorstel droeg de goedkeuring weg van het geheele hof.
Door een gevecht werd er in die tijden wel dikwijls iets beslist, de beschuldiger vocht met den beschuldigde en wie won had gelijk.