Arme Line.
't Was dus mooi weer en lange dagen tusschen den neef en de nicht. Dat zegt men wel eens, als alles zoo heel goed gaat. En hier ging het zoo heel goed, want hoe langer Line daar buiten was, destemeer gewenden zij en Victor er aan om samen te spelen. Werkelijk kwam Victor geheel tot de overtuiging dat meisjes bijna even goed waren als jongens, maar ongelukkig gebeurde er iets, dat de vriendschap geheel verstoorde. 't Was de schuld van Line, en ze had er heel veel verdriet over. Het gebeurde zoo:
De tweelingen, Agnes en Willem de Groot werden tien jaar oud en bij gelegenheid van dien dubbelen verjaardag werd er een groote verjaarpartij gegeven aan alle kennisjes. Victor en Line waren er ook gevraagd en gingen er natuurlijk heen. Ze hadden er beiden evenveel lust aan, geen wonder! ze wisten dat er alles zou gedaan worden om het feestelijk te maken.
Het was dan ook recht prettig en de dag vloog om. Er was een wipplank, een schommel, een velocipède en velerlei speelgoed; men deed allerlei aardige en nieuwe spelletjes; vruchten, gebak en verfrisschende dranken werden er overvloedig gepresenteerd en 's avonds - dat was een geheim dat ieder wist - zou de tuin geheel worden verlicht met gekleurde ballons. Voordat die verlichting evenwel was aangestoken, klonk er een luide gil door den tuin, een gil, die iedereen hard deed loopen naar den kant, van waar die angstkreet was gehoord.
‘Wat is er?’
‘Wie gilt daar zoo?’
‘Hoe? Wie? Waar? Wat?’ vroeg de een aan den ander, maar ieder wist evenveel en daarom kon niemand eenig antwoord geven.
Victor was de eerste die wist wat er gebeurd was. Hij verbeeldde zich dat hij Line zoo had hooren gillen en daarom had hij nog eens zoo hard geloopen als anders, en ja, daar zag hij zijn nichtje staan met de handen voor de oogen.
‘Mijn oog, mijn oog,’ klaagde zij en het was duidelijk dat zij pijn had. Het was Victor net alsof hij ook pijn in zijne oogen voelde, zooveel medelijden had hij met Line, en zacht sloeg hij zijn arm om haar hals en zeide: ‘arme Line, heb je zoo'n pijn? Wat scheelt er toch aan?’
Line gaf niet dadelijk antwoord. Ze was te schreierig om te kunnen praten.
‘Weet jij wat er is?’ vroeg Victor aan Willem, die er verlegen bij stond, doch deze gaf hem ook geen antwoord. Willem zeide tegen Line: ‘och, Line, het spijt mij zoo vreeselijk en ik ben zoo bang dat papa.... want papa is zoo vreeselijk driftig.... en.... omdat.... ik eigenlijk niet met den boog mocht schieten....’
Victor zag den boog, waarover Willem sprak, op den grond liggen en begreep nu wel zoo wat, dat hij Line in het oog geraakt had. Hij raapte spoedig den boog op en hield hem achter zich, want hij was bang dat Willem knorren zou krijgen. Nauwelijks had hij dat gedaan of daar kwam Willem's vader aan met vele anderen. ‘Wat is er?’ vroeg deze en trok de handen van Line voor haar gezicht weg. Haar oog was al geheel rood.