Victor en zijne Moeder.
Line had een oom en tante, die op een heel mooi buiten woonden. Die oom en tante hadden een zoon, die Victor heette, doch iedereen noemde hem Vic, omdat dat wat korter was.
Die Vic was dus een neef van Line. Hij was een paar jaren ouder dan zijn nichtje en een heel eind langer. 't Was een aardige jongen, die Vic; een echte jongen.
De bejaarde tantes vonden hem een woesten wilden knaap en dachten dat er niet veel van hem terecht zou komen, omdat hij liever in de boomen en op de gymnastiekpalen klauterde, dan dat hij rustig binnen bleef zitten om boekjes of prenten te bekijken; omdat hij liever met den tuinmansjongen door het bosch draafde, dan dat hij hoorde vertellen; en omdat hij, in één woord, veel meer pleizier had als hij in zijn daagsche pak vrij rond kon loopen, dan wanneer hij mooi aangekleed en met handschoenen aan, met de tantes uit wandelen ging.
De ooms zeiden: ‘die Vic is een bengel,’ maar ze hielden toch allen evenveel van den vroolijken krullebol, die het eigenlijk bij hen even weinig kon bederven als bij zijne ouders.
Van leeren hield Vic niet bijzonder veel, maar hij ging toch zoo wat met zijne klasse mede, al zat hij dan ook altijd een van de laagsten. Een groot geleerde zou hij nooit worden, nu, dat behoefde dan ook niet. Hij zou op zee gaan varen en dan kwamen hem zijn moed en zijn vlugheid misschien ruim zooveel te pas als veel kennis.
Natuurlijk hield Vic niet veel van meisjes; hij had geen zusters en wist niet wat hij met een meisje zou spelen, als hij er hier of daar eens een ontmoette. Toen zijne moeder hem dus eens op een morgen vertelde, dat er een oom en tante zouden komen logeeren met een nichtje, dat Line heette, was hij alles behalve blij met dat nieuws.
‘Een nichtje!’ zeide hij, zijn neus ophalende. ‘Dat spijt mij. 'k Wou dat ze een jongen was.’
Zijne mama lachte er eens om.
‘Neen, 't is niet om te lachen,’ hernam Vic, ‘want ik voorzie er veel naars van. Meisjes zijn erg laf. Ze schreien dadelijk. Ze spelen met niets zoo graag dan met die domme poppen, daar sollen ze den geheelen dag mede rond en praten er tegen, alsof die dingen haar konden verstaan. Ik geloof zelfs dat ze 's nachts met haar naar bed gaan.’
‘Ik zie het wel graag, dat meisjes aardig met de pop spelen,’ merkte mevrouw Vorster aan.
‘Ik niet,’ verzekerde Victor, ‘maar wacht,’ riep hij op eens een inval krijgende. ‘Ja, ja, als die Line hier is, moeten wij haar altijd met poppen laten spelen, dan behoef ik mij nooit met haar te bemoeien.’
‘Neen, dat gaat niet, want Line komt hier juist om veel buiten te zijn. Ze is niet heel sterk en hare mama hoopte dat ze hier in de buitenlucht nieuwe krachten zou krijgen. Gij moet dus veel met haar in den tuin spelen.’
‘'k Heb er bitter weinig lust aan,’ zeide Victor.
‘Doe het dan zonder lust en alleen om mij pleizier te doen,’ stelde de moeder voor. ‘Ik zou zoo heel gaarne zien, dat Line hier met genoegen was, want het zou voor hare ouders zooveel waard zijn, als zij wat sterker werd.’