Aan de zee. III.
Soms ging mama met al de kinderen naar het strand en dan mochten Hen en Netteke de kousen en laarzen wel eens uitdoen, om met de bloote voetjes in het warme zand te loopen. Dat vonden zij heerlijk en terwijl zij dan zoo schelpjes zochten, bleef Jo op den schoot zijner moeder zitten spelen.
‘Kijk,’ zeide dan mama, ‘dit is nu de zee en daar zijn de scheepjes,’ en zij wees er heen met haar vinger, maar Jo voelde niet veel voor de zee. Hij hield meer van het horloge zijner moeder, dat hij sinds lang als zijn eigendom beschouwde. Nu ook trok hij aan de ketting en gaf niet onduidelijk te kennen, dat hij verlangde met de ‘tik, tik,’ en al de mooie dingetjes te spelen, die er aan hingen.
En mama gaf hem zijn zin en vond het zoo aardig hem te zien grijpen naar die slingerende en blinkende zaken, dat zij een poosje niet naar de groote kinderen keek en dus niet zag, hoe deze stilletjes in zee liepen.
‘Foei, kinderen, dat mag niet, kom gauw hier,’ riep zij, en Hendrik en Annette, die heel goed wisten dat zij het niet mochten doen, kwamen spoedig terug. ‘Och, mama, 't was zoo prettig. De visscherskinderen doen het ook. Laten wij nog een heel klein oogenblikje in zee loopen,’ vroegen zij.
‘Volstrekt niet,’ antwoordde mama, ‘'t is ongezond en daarom heb ik het verboden.’
‘Dan loopen we zoo nog wat in 't zand,’ zeide Hendrik, maar dat was mis. Tot straf voor de ongehoorzaamheid moesten spoedig de laarzen en de kousen weer aangetrokken worden.
Annette gehoorzaamde dadelijk, maar Hendrik pruttelde tegen en werd een dwingjannetje.
‘Pas toch op, pas toch op, dat Jo het niet ziet,’ riep mama, ‘want,’ zeide zij, ‘de kleinen nemen altijd een voorbeeld aan de grooten en als de oudste kinderen niet zoet zijn worden de jongste heel stout,’ en mama deed zoo'n mooi verhaal over een kind, dat ondeugend was geworden alleen omdat zijn oudste broer hem zulke leelijke dingen voordeed, dat Hendrik in een wip zijn laarzen aanhad en uitriep: ‘kijk eens, Jo, al klaar!’