IV.
De kunstenmakers.
‘Dat zult ge wel eens willen zien, denk ik’, vroeg tante, toen ze bij het werelberoemde schouwtooneel van de kunstenaars kwamen, waarvoor eene danseres op één teen stond te dansen, terwijl de twee sterke mannen een beetje vochten om te laten kijken hoe vreeselijk sterk ze wel waren en een arlekijn met luider stem verkondigde hoeveel moois men in het spel voor weinig geld zou kunnen zien.
Soldaten, dienstmeisjes, kinderen, heeren en dames stonden allen met aandacht te luisteren naar wat hij zeide en ieder die geld genoeg had stoof naar binnen om al de wonderen te aanschouwen die er te kijken waren.
Het was de moeite waard, oudere en jongere dames dansten nu eens op een slappe, dan eens op een stijf gespannen koord met hetzelfde gemak alsof ze op den grond liepen. Een heer trok alsof het zoo maar niets was een flesch open, terwijl hij met één voet op het koord stond, schonk zich een glas wijn in en dronk dat leeg, terwijl alle menschen vol bewondering in de handen klapten.
Een ander buitelde als een tol herhaaldelijk op de koord heen en raapte, aan één voet hangende, een gulden met zijn lippen van den grond op.
Vervolgens werd er gesprongen over stoelen, die boven op een tafel stonden en, alsof dit nog niet kunstig genoeg was, namen ze een tafel met drie pooten zoodat alles waggelde.
De sterke mannen gingen kaatsen met gewichten van vijfhonderd pond en zetten daarbij een gezicht alsof ze een veertje wegbliezen, dan droegen ze elkander op de heupen of de handen en de allersterkste ging zelfs het tooneel over wandelen met twee groote mannen die boven elkander op zijn schouders stonden.
‘Hoe is het mogelijk,’ riepen de toeschouwers verbaasd, terwijl Bram besloot later thuis eens te probeeren of hij die kunsten niet ook wel zou kunnen doen.
Het mooiste moest echter nog komen en dat deden de danseressen, deze waren alle even mooi aangekleed met heele korte maar schitterende rokjes, beeldige fijne wit satijnen laarsjes en keurige bloemkransjes op de haren.
Zoo dansten ze heel kunstig, eerst met castagnetten in de handen, wat een aardig geluid maakte, toen met groene takken en eindelijk met breede gekleurde zijden linten.
Toen de dans uit was bleven ze stil staan en werden beschenen door allerlei kleuren van Bengaalsch vuur, wat zoo beeldig stond dat er een luid boezee werd aangeheven door allen die in het spel waren.
De danseressen lachten en bogen en toen was het uit.
't Was heel mooi geweest.