II.
De dubbele draaimolen.
De kinderen waren eigenlijk blij toen ze maar veilig en wel ver van de wilde dieren af waren en keken verrast om zich heen.
Hoog boven hun hoofd zweefde een luchtballon, die een poosje voor hunne komst was opgelaten, en nu langzaam begon te dalen, terwijl een man, die in het schuitje daaronder zat, met vlaggetjes zwaaide.
Rechts en links waren allerlei soort van draai- of mallemolens, waar honderden kinderen in gezeten waren en waarin ook al spoedig ons drietal een plaatsje had.
‘Hoe bevalt dat!’ vroeg tante, en ‘heerlijk’ werd er door allen geantwoord.
Bram was op een paard geklommen, de twee zusjes zaten op een kanapeetje tegenover hem en knikten telkens, als de molen rondom ging, tante vriendelijk toe. Ze vonden het erg grappig om zoo in het rond te draaien met al die kinderen, en toen het toertje om was en tante de hand naar hen uitstak, denkende dat zij nu weer verder mee zouden gaan, vroegen zij zoo dringend om nog eens en nog eens mede te mogen rijden, dat tante hen niet wilde weigeren en gedurig op nieuw voor hen betaalde.
Eindelijk echter namen zij afscheid van den eersten draaimolen, maar ziet! toen zij zich omkeerden zagen ze er een met twee verdiepingen.
‘O neen, maar dat moet pas een genot wezen om zoo in de hoogte te zitten,’ riep Bram uit, en zijn zusjes waren het met hem eens, dat dit er feestelijk uitzag.
Zij keken tante eens aan en deze, die graag zag dat de kinderen zooveel pret hadden, als maar mogelijk was, verzette er zich niet tegen dat ze ook eens met dezen draaimolen een toertje deden, en hielp de kleinen het trapje op.
‘O, tante, wat kunnen we hier mooi zien, ik wou hier mijn geheele leven wel blijven,’ riep Bram uit, en groette met zijn hoedje zwaaiende; maar zijn zusje Anna wenschte dat zij hoe eer hoe liever er uit mocht zijn.
Al dat ronddraaien maakte haar duizelig en onwel en zoodra de molen stilstond holde ze naar hare tante en vertoonde aan deze een doodsbleek gezichtje.
Tante lachte eens, gaf haar een beetje Eau-de-Cologne en zeide: ‘nu geen gedraai meer, kindlief.’
‘Toch niet,’ stemde Anna toe, en keerde zich zelfs om, om dat draaiende ding maar niet eens meer te zien, en toen Bram en Katootje nog even bleven kijken naar een Turksche schommel, die heel hoog in de rondte ging, sloot zij hare oogen, want het deed haar pijn in haar hoofd.
Bram vond zijn zusje een beetje laf en kinderachtig, maar hij zeide het maar niet en dat was nog al verstandig van hem.
Broertjes en zusjes moeten maar nooit op elkander vitten, want ieder doet op zijn beurt wel eens iets wat de anderen minder prettig vinden.