met de uiterste zorg behandeld worden, daar haar hoofd reel geleden had en zij zeer verzwakt was van de doorgestane schokken. Niet minder aandoenlijk was het, te bespeuren, hoe zij alles scheen vergeten te zijn wat er in den laatsten tijd gebeurd was. Blijkbaar verkeerde zij in het denkbeeld, dat zij pas met Milna op reis was gegaan naar Petersburg, om de vrijstelling van haren vader te vragen. Zoolang zij nog zoo heel zwak was moest men haar wel in dien waan laten, maar zoodra hare krachten een weinig begonnen aan te sterken, oordeelde de dokter, dat men haar niet langer in eene noodlottige dwaling mocht laten, en besloot hij haar de waarheid mede te deelen.
‘Hoe gevoelt gij u heden, Romanowna?’ vroeg hij, terwijl hij zich bij haar bed neerzette.
‘Wel, veel beter,’ was het antwoord, ‘maar ik vrees, dat ik toch niet sterk genoeg zal zijn om op reis te gaan, want ik heb juist een gevoel, alsof ik zoo ver had geloopen dat ik niet meer kan.’
‘Nu ge hebt geen haast,’ sprak de dokter met nadruk.
‘Geen haast?’ herhaalde Romanowna vragend. ‘Geen haast?’ zeide zij nog eens langzaam, ‘ik weet niet wat het is, maar mij dunkt ik had wel haast, en ik heb al gedurig bij mijzelve liggen denken wat het is. Weet gij het niet, dokter? O ja, nu weet ik het, ik was op reis naar Moscou en toen brak het rijtuig! O! als ik daardoor eens te laat kwam.’
‘Bezin u eens goed,’ hernam de dokter op zachten, maar duidelijken toon; ‘uw rijtuig brak, toen moest ge terug, en op dien avond hebt ge een brief geschreven.’
De dokter sprak langzaam en zag hoe Romanowna's gelaat langzamerhand herinnering teekende.
‘De brief kwam niet aan zijne bestemming,’ vervolgde de heer Dimsdale; ‘hij bleef zeker in uw zak zitten, maar wees niet bezorgd, hij is nu reeds aan het adres...’
‘Is de heer Lowitz hier?’ vroeg Romanowna levendig, den dokter in de rede vallende.
‘Hij heeft Milna teruggezien,’ vertelde de dokter.
‘Milna teruggezien?’ vroeg Romanowna en voegde er bij, terwijl zij met de hand over haar voorhoofd streek, ‘dus ik zal alleen naar Petersburg moeten gaan.’
‘Naar Petersburg?’ vroeg de dokter verbaasd.
‘Ja, dokter, weet gij dan niet... o neen, gij kunt het niet we-