Het viel haar niet moeilijk om Romanowna den volgenden dag op het gewenschte onderwerp te brengen, daar de eerste woorden der prinses het arme naaistertje betroffen. Milna trok hiervan goed partij en deelde Romanowna nog eens de bijzonderheden mede, maar ried haar weder af om er tegen de keizerin over te spreken.
‘Neen, zeg daar maar niets meer over,’ zeide Romanowna beslissend, ‘ik heb de keizerin reeds om een afzonderlijk gehoor laten vragen, en....’
‘Maar, prinses,’ stamelde Milna, ‘in uw eigen belang geloof ik dat het beter zal zijn er niet over te spreken, want de keizerin zal uw verzoek niet inwilligen, en....’
‘Welnu, dat zal de tijd leeren. Maar wat bedoelt ge met mijn belang?’
‘Niets, of eigenlijk wel iets, maar ik kan het u niet zeggen.’
‘Ah zoo!’ zeide Romanowna, ‘kunt ge niet? Doe het dan toch maar, want gij hebt mij nu nieuwsgierig gemaakt en ge weet dat ik liefst alles weet. Is het waarlijk iets belangrijks? en iets dat mij betreft?’
Milna knikte van ja.
‘Bedoelt ge soms een huwelijk waar eenige spraak van is?’
‘Neen.’
‘Maar wat dan toch?’ vroeg Romanowna, ongeduldig met haar voet op den grond stampende, ‘als er een geheim is, moet ik het weten, en als gij het mij niet dadelijk wilt zeggen, vraag ik aan de keizerin wat er toch is.’
‘Doe dat toch niet,’ ried Milna waarschuwend.
‘Wilt gij het mij dan zeggen?’
‘Gij zijt zoo gewend om alles uit mij te krijgen, dat ik er maar toe zal overgaan om het u in te fluisteren,’ antwoordde Milna, na zich even bedacht te hebben.
‘Influisteren?’ herhaalde Romanowna lachend.
‘Ja zeker, met geheimen kan men nooit voorzichtig genoeg zijn,’ hernam Milna deftig.
‘Welnu, ik luister,’ zeide Romanowna, haar oor met grappigen ernst naar Milna toehoudende.
‘Er is het een of ander geheim betreffende uwe afkomst,’ fluisterde Milna.
‘En welk geheim?’ vroeg Romanowna.
Die vraag bracht Milna in groote verlegenheid, daar zij volstrekt