als men 't quelde, schoot het uit ydere steert een roode strale, die het boog, en daar 't mede van gramschap drilde, en die 't weder in-trok: 't wist ook zijn hoofd, als een schild-padde in te trekken, veel ligt om daar aan niet bezeert te worden.
Op den 4. van Herfst-maand begaf 't hem ter her-vorminge onder eenige wilge-bladeren, die't vast aan malkanderen gesponnen hadde, in gedaante van 5. byzondere huiskens, gelijk gy 't in zijne veranderinge ziet uit-gebeeld: als men 't met een mes aan-raakte, was het doen, als een steen zoo hard.
In deze gestalte bleef 't zoo liggen, zonder hem te verroeren, en als leven-loos, den tijd van negen maanden, en 25. dagen: want, op den