35. Onder-vindinge.
DE Rupzen die ik u hier vertoone, op den 15. van Slagt-maand van my gevangen zynde, hebb' ik met het loof van Wilge-boomen, haar gewoonlijk voedzel, zoo lang' onder-houwden, als ik dat bekomen konde; zy at ook zoo lange: maar als ik haar geen loof meer verschaffen konde, zoo ging zy by-liggen, vastende den gantschen winter over: maar daaglijks veranderde zy van plaatze: haar leven en beweginge was flauw, en nauwelijks anderszins te bespeuren.