Deze Rupze nu, die u hier vertoont word, vougde haar ter her-vorminge op den 11. van Herfts-maand: van loof, en haar quijlzel een huisken hebbende gemaakt, ging zy daar in liggen, gelijker-wijs als in een graf, om daar uit, op hare tijd te verrijzen; in die uiterlijkke gedaante, die de middelste plaats van de Plaat u uit-beelt; en bleef daer in leven-loos, en zonder haar te bewegen, liggen juist negen maanden lang; want zy bragt op den 11. van Braak-maand een Uiltjen voort, dat meest daags scheen te slapen, en zeer traag was, dog 's nagts waakte, en zeer gauw en geswind was, gelijk meer andere diertjes, ende vogelen, als de Uilen, ende Vlêêr-muizen, daags stille zijn, en by nagte vliegen: dit Uiltjen, alzoo ik