zeide bloeizels grootelijks; ja zy zijn der, als een etende kanker, in. De Stoffe, waar uit zy voort-komen, en bestaan, is een vogtige mist, dewelke door de hitte vande Zonne, en wermte, die in de boomen is, gekoestert zijnde, haar tot levendige Wormen maakt, die de Land-lieden den Wolf noemen. Gelijk men ziet, dat den Honig-dauw aan de Terwe groote schade doet, en dat zy haar in het stroo in-dringt, de uiterste basten op-eet, en van binnen alles swart maakt; zoo schadelik is ook deze mist, daar deze Wolf uit komt; want zy eet het herte van het bloeizel uit.
Op den 20. van Bloei-maand zetted'haar deze Rupze, om van gedaante verandert te worden; en daar quam den 18. van den volgenden Braak-