Metamorphosis et historia naturalis insectorum. Pars secunda
(1667)–J. Goedaert– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
Als nu den tijd harer veranderinge gekomen is, laten zy haar met eenen draad, van haar gesponnen, van den boom ter aarden neer; waarschijnelijk, om dat het om hooge op den boom te zeer waait, en op dat zy in hare veranderinge liggende geen schade, of ongemak en zouwden lijden; of om dat zy in den boom geen bequaamheid en hebben, om haar te konnen zetten, of gerust in de Kraam te liggen. Dan zoukken zy een verdroogd Olmen-blad; en dat op d'aarde gevonden hebbende, zoo kruipen zy daar op, en spinnen dat aardig aan alle zijden toe; en over haer lijf spinnen zy een kleed ofte dekzel, het welke gelijk zilver blinkt; zoo dat het blad hare kiste, en het zilver gelijk haar kleed is. | |
[pagina *9]
| |
[pagina 19]
| |
Op deze maniere leide hem dezen Worm tot veranderinge op den 26 van Bloei-maand, gelijk men hem op 't midden van de plate ziet: en op den 30 van Braak-maand bragte zy een Vliege voort, op 't onderste van de plate aangewezen; de welke ik hebbende uit-geschildert, tot den 6 van Hooi-maand zonder eten, of drinken, in het leven behouwden hebbe. |
|