XII. Bevindinge.
DIt is mede een bysondere slach van Rupsen, want ick heb bevonden dat hy seer tot drincken ghenegen is, ende sijn hooft in het water steeckende, heft sich met het voor-lijf om hoogh, het selfde dickmael hervattende, ende laet also het drincken neder-sincken, even op sodanighen wijse als de Hoenderen doen. Dese Rupsen en willen niets altoos eten dan alleen de groote soorte van gras, ja souden eer sterven dan yets anders proeven.
Na dat dese Rupse haer selven hadde ghesuyvert, so heeft sy haer tot veranderinghe gheset op den 7 Junii, ende is daer in gebleven tot den derden Julii, dat zijn 27 daeghen, als