Op zoek naar een bezield verband. Deel 2
(1981)–Jaap Goedegebuure– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
5
| |
Aan Roel HouwinkKloster auf Hiddensoe den 24sten Juli 1921
Hangend het huis aan de bronzen helling der duinen; slank en gespannen de lijn van de heuvelgewrichten en de geledingen glad en verglijdend; rondingen snel en diep deinend, ademen schaduw... Maar de sprong van de hoogten is vlug en veerkrachtig en de toren die groeit uit hun top: zwaard, dat de zon doorvlijmt... (maar bij avond, als wereld verkantelt: pijler met ruim). Zeldzame strandvlakken, smal en verschuivend, maar steilten veel, muren, gebeiteld. Dit land heeft de wuivende ruigte niet en de zachte kontoer onzer duinen, noch van de stranden het wijde verstroomen der kusten; in nachten soms daar zijn aarde en zee één bewegen en het land is een golf in het ruim. | |
[pagina 53]
| |
Nimmer zoo hier: hecht en vijandig dit eiland, een vesting der wereld; het oneindige splintert daaraan. Schip, soepel gesneden, glad en behendig, dat het heelal bevaart, nachten en dagen vangt in het omarmende zeil. En uit zijn masttop (den toren, vermoedt ge) land in het zicht: de kusten van Rügen en Mön. Sober de kamer en vierkant: en balken zolderen laag. O! het harde vuren geluk van de dagen: een witte zeiltocht door het blauw heelal (dragen wij alle verten in onze oogen?); en de stemmen der vrienden, zoo zeer welluidend, hoog en waaiend langs zee; en de schemer der winden aan onze handen. En in hijgend gevecht met den stroom: onze brekende slagen... O! de zachte, ronde vreugde bij nacht, als de lamp der gouden olie zegen hangt aan houten disch. Vergeef me, mijn vriend, dit uitbundige voorlied; buigen de wanden der kamer niet open om zooveel zon te omarmen? Gij zult aanvankelijk den spitsen lach nog hebben der welberadenen: laat mij zeer zakelijk zijn (is de lyriek van Apollinaire en bij ons, bij u daar, meen ik, in Holland, van Hendrik de Vries, de lyriek van het nuchtere niet, het dicht van de wijzerplaat, van de krant, zoo ge wilt? En waarom plakte Picasso knipseltjes op zijn doek, en scherven glas - misschien - en schijven blik? De affectie voor het ding in concreto ...?). Laat mij dus wèrkelijk zijn en de hortende lijn voor U trekken, die zaagtandt van Holland naar hier: na Utrecht (wat is dragelijk daar: buiten den Dom en het nieuwe s.s.-gebouw en het doode eind van de gracht?)... den dendergang der trein door den oneindigen tunnel der nacht (steden en firmamenten hangen aan hare baan, wiekende). Het is een zeer luguubre affaire, die d-trein: dáár, denk ik, werd en wordt Europa verdobbeld; uit de daemonische monden der slapenden walmt het kwade. Bij morgen Berlijn: onttakelde ochtendstraat, ontluisterde disch, snob zonder wandelstok, roest-ruïne aan de Friedrichstrasse. Hortend per Droschke, het hart-vermurwendst voertuig in dit tranendal: een brok poffertjeskraam... maar gewield dan. Het Noord-station: Stettiner-Bahnhof. Twee dagen nadien over Stralsund (o! verweerde roem van de Hanze!): Kloster auf Hiddensoe... Dit is het nieuwe, waaiende avontuur... | |
[pagina 54]
| |
Aan Roel HouwinkBerlijn, den 31en Juli 1921 Café ‘Bellevue’ Potsdammer Platz 's middags bij vijven.
Aan den rand van mijn tafeltje schommelt Europa. ... Wat hoont ge: hernieuwde Bucolica? Had ge van mij het poëma urbis verwacht, het dicht van de wereldstad? Tauentzien, violette glimlach der demi-vierge, de bloeiende tuinen van Wilmersdorf in paarlemoeren nacht, de Merzmalerei, de metalen waaierzonnen van Gleis-Dreieck... ik kan deze spanningen niet overhuiven met het zachte vlies, dat der liefde is en: geen van de expressionisten vermocht, Georg Heym niet, Johannes R. Becher niet - hoewel (want vloek! der cultuurvlucht en vloek! Rousseauisme): in ons merg het tumult van de pleinen, de verrukking der hijgende straten, hamerslag van den dreunenden misthoorn en den man, die hem stoot: Demiurgos. Maar ik vermag het lied van de stad niet te schrijven, minder dan wie ook: ik ben te zeer de zoon van den wind en de zee; phaenomeen blijft mij de metropolis, speling van kracht (mogelijk worgt ze mij, mogelijk splijt mijn gang, springende wig, beklemming der knieën, mogelijk heersch ik ook hier), maar mijn liefde is meer van de aarde nog, van de beek, van de bloem... Doch ontzag'lijk erken ik de taak - en begeerlijk! - voor mannen als Wright, voor Oud, voor Van 't Hof, het heldere wonder der hechtheid te smeden in de staalsymmetrie der nauwkeuriggeblokte complexen. Mij is dit plein, deze Potsdammerplatz, op dit uur, (als mijn vriend) geen elysische vreugde, en het dicht dat hier opsprong: een walg, want ik wil voluit dat hoonende anachronisme wel heeten, dat de dingen der kunst meet naar hun schoonheid, en niet naar hun vaart. Maar gij, in het dorp van de zachte vreugden, gij weet, wat skeptiek zegt, want ook gij woogt iedere denkbaarheid op de veege balans der betrekkelijkheid - maar: waagdet ge iedere waagbaarheid in volstrekten zwaai van het hart? Welnu: ik bleef skeptisch, in dezen. Spengler heeft dikwijls gelijk. - U en mij echter die (on-fantastisch, mij wèl) een geadeld carpe diem aanvaarden, on-horatiaansch - u en mij dunkt: den strooper, die have en hart gaat wagen voor het blauwe gevaar, vallen eindlooze reeksen van vreugden ten deel, en eindlooze reeksen van smart. Eeuwigheden gebald tot seconden; tocht, wees doel (lees: Erich Wichmann, Rilke en | |
[pagina 55]
| |
Goethe, lees Don Quichote, Jacques Bloem, Roland Holst, Martin Buber - lees Lessing... desnoods.) Ik, losse werkman, in dienst van den kosmos, prijs u als eenig onfeilbaar richtsnoer, het eeuwige dansende avontuur... Nu: deze stad. | |
Aan Roel Houwink: 20 september 1922Beste Roel! Goll in Bln. sprak met Arthur, met mij vanavond, wellicht, zijn internationale bloemlezing gaat blijkbaar door. Hij is haastig. Grondslag, met meer ‘menschheit’ (Clarté-Whitman, Rolland......) maar: modern. Arthur, jij en ik moeten hem adviseeren voor Holland. Hijzelf beslist, in laatste instantie. Heeft een Belg als vertaler. Eerst verschijnt het boek in 't fransch, later misschien nog in 't duitsch. Hij wil Jet Holst toch houden. soit. wij vinden: Wies Moens, De Vries, Slauerhoff (Goll kent iets van hem), en ik. v.d. Bergh wilde destijds niet. Ik vind dat vreselijk jammer. maar Goll en Arthur laten hem waarschijnlijk stikken. Ik ken de quantitatieve proporties der landen niet, maar schat: Wies Moens 2 verzen, Slauerhoff eén, De Vries 3, ik 2. Vraag jij aan Sl. en De Vr. toestemmingGa naar eind*. [Korrespondeer er met mij over! zij zullen willen.] Haast heeft: stuur 5 dingen van Moens, van Slauerhoff, van De Vries, de mijne zijn hier) in afschriftGa naar eind**. Stip jouw keuze aan. Wij hebben dan nog eenige speling. Moens is moeilijk. Sl. een maagdenlied? (de moderniteit is beslissend: daarom van mij: Schaduw en Gang.) van De Vries vinden wij: Broer, Koorts, Robijnen Vlammen. Zorg dat alles Vrijdag avond hier is. Veel dank! (Je moet maar een nacht doorwerken, dat doen wij ook.) Ik sprak Rost en Karel Wasch. och, och. Slawa schrok, dat dat ook Holland was. Ikzelf? Wilder en voller nog zijn deze dagen en nachten dan toen. Ik slaap per nacht 3 uur. Verder: boeken, café's, straten, auto's, u-Bahn, Marc, Heckel, Feininger. - Wijn. (E.T.A. Hoffmann!) Vrouwen. Slawa en ik vonden elkaar vannacht op een volstrekt nieuw niveau, (alle tragiek is doorleden) en onder de sterrentuinen van dien blauwsten herfstdag en nacht, gistren, leefden, wij - in de uiterste stijging, gedragen door dien zeldzamen Wijn van E.T.A. Hoffmann, bezeten van zijn geest, die met ons sprak in de houten nis in 't ondergrondsch kroeggewelf, het eeuwig-éene, dat nooit wederkeert. Traut heb ik op mijn wijze de deur gewezen, - brrr. (- - Gertrude is de heerlijkste metaphysische Dirne, die God mij tegen- | |
[pagina 56]
| |
dreef. Onbeschrijflijk-fijn is het spel onzer handen en haren, maar naar Venetië gaan wij niet. Ook niet met Mila. Wij wilden gedrieën omdat Gertrude slechts is door spanning. Zij kan ‘nur mit zwei Männern schlafen’ ongelooflijk -! Na drie dagen, alleen, zou ze verschrompelen. Deze week, (ik mòet Zaterdag weg lees ik op mijn pas) is de heerlijkste van heel dit leven, tot nu. ‘Und dennoch, nein deshalb eben brichst Du auf!’ Tragiek zou moorden - Dit is het ongetroebelde heidendom. Keine Reue haben, kein Gewissen. Bid dat mijn lijf, dat door hen en de druiven der Moezel van ijzer werd, stalen zijde zij, tot den aanhef van herfst. Waarheen? Hartelijke groeten! Henny 20 S-'22. Berlin Wilmersdorf 3 iv Jenaerstr. (Atelier).
Anne Bahr | |
Aan Roel Houwink: 29 september 1922Avond. Parijs bloeit dus. Opnieuw zag ik de zon afdalen langs de trappen van la Tour Eiffel en zwaar sterven in het Bois de Boulogne - en langs de eeuwige laan, de stroom des avonds, bevlagd met licht: Champs-Elysées, vond ik dolend langs de Boulevard van Verlaine, Carrière, Rimbaud en door de jardin du Luxembourg, waar de bloemen voornachtelijk-spokig spraken als in de droomen van Redon - de Rotonde van Montparnasse - Raspail, het nieuwe centrum van wat hier kunstenaar en vrouw wil zijn. (en soms, het laatste, is.). En nu - de dagen zijn hard - rust ik, vijf trappen hoog, in de stille kamer van het quartier latin, bewaakt door de torens der Notre Dame, onwerklijk verbonden met het licht der verte - Misschien zal ik je nu de brief schrijven, die ik zoo om de drie maanden schrijf - misschien niet. - Ik ben een maand weg ongeveer - onoverzichtelijk en onoverzienbaar. God weet wat ik leefde - het was bijna te veel. Maar in een week zal ik terug zijn, zoo grenzeloos beladen, dat ik niet weet of dat land niet springen zal, als ik niet zwijg. - En dan: misschien, heel misschien komt Slawa, vlak na mijn aankomst - en dan gaat dit door, dit andere van dezen zomer - Dat is stèllig gevaarlijk. Maar gevaar heeft mijn liefde. | |
[pagina 57]
| |
Of dit alles tot werk leidt? Soit. Maar jij overschat de beteekenis van Parijs, voor mij. Zeker: het is een heerlijkheid, en ik leer er onzaggelijk veel van: ik ontleen er licht aan en dans, en grondelooze perspektieven, maar de laatste dingen van mijn hart liggen anders. Daarom zal (zelfs) Berlijn, maar vooral Slawa (en Gertrude) mijn bloed sterker richten dan Parijs. Jaren zou ik er willen wonen (maar weinig werken), maar opeens zou ik opbreken, zoals ik later zal opbreken uit Cordova en Palermo, uit Kiew en Praag - ook uit Berlijn, ook uit Potsdam misschien zelfs, of uit Basel - naar de zee, - de laatste retraite. (Lees de namen aandachtig, ik overwoog ze wel). Ik kom van de zee nu nooit meer los. Ik heb naar de zee een wilder verlangen dan naar eenige vrouw, ik zou sterven er zonder. - Parijs is een stad, onvervreembaar eigen, onkwetsbaar door negers en Zweden en joden (terwijl Bln er aan sterft), maar Parijs van vandaag is vlak. Ik laat de muziek daar (maar zeiden, destijds, zelfs Debussy en Ravel het laatste, en nu Satie en Strawinsky? ik denk van niet; zeker ook Mahler amper, en Schönberg evenmin als Pijper -), maar (en weer: alle epigonen terzijde, en dat is kras, want er zijn geen anderen!) wat deden Picasso, Gleizes, Derain voor de eeuwigheid? Ik vrees. En de letteren (lees zooveel mogelijk: ik zond een keur van modern werk (dat sloopte mijn beurs o.a. zoo snel) vooruitGa naar eind1). Wij moeten nu eindelijk eens kunnen beslissen. Wat is, après tout, Sauvage, Morand, Cocteau, Duhamel, neem wie je wilt: wat is Gide. Wie is wat, na Zola (rechts) na Rimbaud (links). Zelfs Mallarmé, Jammes - waardoor lukte, ondanks dèze oorlog, in germaansch-slavische streken het expressionisme? Kandinsky, Marc, Heckel, Rotluff, - - -; Stramm, Trakl, - - - De vragen zijn netelig. Voor mij niet eigenlijk. Ik kreeg ook van S. ‘le chirurgien’: herlas het aandachtig. Talentvol: maar volslagen overbodig. Het beroerde is, dat de menschen hier elkaar prijzen. Ze zijn niet streng. - Wij, in Holland, zijn ruimer en scherper. - Ik kan, à la Cendrars, nu ook wel ‘Warschau-Ostende’ schrijven: De maan zingt, blauw en rose
in het hart der Sacré Coeur - -
of niet soms? Je moet de interessante dingen goed onthouden, uit die boeken, die lees ik het eerst. Het is goed, dat ik nog eenige vrienden heb, daar. Maar ik kan aan sommige dingen niet denken, zonder te vloeken. Godverdomme, wat een land. - Gertrude heeft, met Mila, weer eens mij naar de uiterste rand gestooten van een der tergende problemen: je moet van vandàag zijn. Zullen Parijs en Gertrude het winnen, of Slawa en de zee. Het is niet moeilijk te raden. Dat weet ze (G). daarom wil ze (en om wat anders-), | |
[pagina 58]
| |
dat ik naar Berlijn kom. Waarom zwerf jij niet (meer)? Nell kan goed meedoen, denk ik. Ik wou, dat je toen eens daar geweest was, liever nog dan nu hier; hoewel -; er zijn prachtige vrouwen in La Rotonde -. zegt het niet alles (voor en tegen), dat ze Baudelaire en de Noailles kènnen, beter dan jij of ik? - Ik ben Zondag weer met S. samen (in Montmartre, ditmaal). Moet nog eenige menschen bezoeken. Misschien nog boeken koopen! Nog naar het Louvre (geen tijd gehad: en de straat is nog mooier), naar Versailles misschien, en nog tien, twintig maal langs de Seine: la Rue Rivoli, Avenue de la Grande Armée, Jardin des Tuileries -; ik moet er toch niet aan denken over een week weg te zijn -. 28.9.22
Dag later-; is het koud in Holland? Op de top van la Tour Eiffel fladderde mijn haar in milde zon. Dagen lang - behoudens wat druilige neveluren - Zon. Ik sprak de vrouw die je artikel zou vertalen. Diep in de dertig. Niet competent, heel beschaafd. 't Is te moeilijk. Haar man noodigde mij morgen te eten: Clarté-autodidact, vertaalt Toller. Ik sprak vanmorgen Marcel Say, scherpzinnig criticus, stichter van een der honderd periodieken: ‘Montparnasse’ - Morgenavond zal ik met hem en vele anderen in de kroeg van dien naam m'n verjaardag vieren. -
Ik wacht je brief af. 29.9.1922
p.s. Dat verdomde geld: begin maar vast, zoo mogelijk, aan de groote uitverkoop: Vondel, Ostayen, Rolland, Kloos, Van Looy (alle twee) - - - Van Deyssel, Van Oudshoorn, Meyrink (eindelijk!)... Avond: nog eens: is het koud in Holland? Hier zaten wij tot elf uur in zomerkleeren buiten aan de Boulevard - Wanneer komt het Balalaika-Orkest in Utrecht? (Oktober in Holland, las ik); na de 8e? Ik wil dat hooren, de danser zien, vooral. In de wodka-kroeg aan de Kaiserallee was er ook éen: prachtig. Slawa was verrukt. Het bloed is het zwaarste -; Morgen hoop ik brieven en geld: het wordt hoog noodig. Ik zal Barbusse koopen. Kijk eens na, vast, in de encyklopedie, of de voorjaarsmiddernachtevening (heet dat zoo?) op 21 of 23 Maart valt (ik geloof op 23, hoewel 21 de officieele lente begint, of niet?). Dat is de titel n.l. van mijn nieuwe werk, het europeesche gedicht, dat zonder Parijs niet mogelijk was geweest, geef ik, volgaarne! toe. De inzet, een regel of 6, 8 is gereed - Ik ‘vrees’ dat het lang wordt, en duizend divagaties, brieven, etcetera overbodig maakt - | |
[pagina 59]
| |
Je moogt wel een nieuw archief aanleggen, - voor mijn brieven, meen ik. - Ik ben blij, dat je Marc mooi vindt. Jean Paul maakt den heelen Strindberg overbodig (dat is hij so wie so al, meent Anne Bahr); lees Hans Jäger. Knut Hamsun. - Slot: dank voor je brief: de mijne schijnen làng onderweg. Stuur in godsnaam gauw geld. Ik lijd over twee dagen honger - en kan zeker niet terug. Vannacht schreef ik drie verzen van het nieuwe poème sans fil, sans fin et (dieu soit loué) sans sens. Henny
[Op de envelop:] Moeder is toch gezond? Ik hoor niets. Raoul Hausmann, de Dadaïst zal in Holland dansen. Ga dat zien. Neen, Moeder schreef, goddank. |