Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel III. Tochten langs de Z.O.-kust en naar het Oosten 1670-1752
(1922)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 337]
| |
Carto- en Bibliographie | |
[pagina 339]
| |
1.Een MS. kaart van de Delagoa Baai, ZO-Afrika, geteekend door stuurman Cornelis Heeremans op een net ‘gedruckt by Wilhelm Blaeu’, Schaal ± 1:148.000. Alg. Rijks-Arch., No. 103 (suppl.). Van deze kaart is in dit werk een reproductie gegeven (Krt. 3) op nagenoeg ½ der ware grootte. Op het origineel komen nog voor - zooals destijds te doen gebruikelijk was - tal van gedrukte kompassen met elkaar kruisende volle en gestippelde kompaslijnen; duidelijkshalve zijn die echter niet weergegeven. Wanneer de kaart vervaardigd werd, is met vrij groote zekerheid uit te maken, nl. in 1688. In November van dat jaar, werd toch de Delagoa Baai voor het eerst van de Kaap uit, door een Compagnie's schip het galjoot de ‘Noord’ bezocht en bij die gelegenheid is toen, blijkens het Journaal (p. 129 en vv., hiervóór), de baai nauwkeurig opgenomen. De naam van hem die dit werk deed en in het Journaal beschreef, wordt echter niet genoemd, maar de Schipper was het niet, wijl van dezen daarbij steeds in de 3e persoon gesproken wordt. Nu is het bekend dat Heeremans op de volgende reis van de ‘Noord’, in Oct. 1689 naar de Baai van Algoa, daar aan boord was, wijl in de Instructie voor dien tocht te lezen staat (p. 165 sub 5): een vóór die baai liggende ‘ronde sandplaat... nauwkeurig te bepeijlen en door den quartiermeester Corn. Heeremans in een caart te doen brengen.’ Hieruit blijkt tevens dat hij met opnemingswerk vertrouwd was en zal hij dus op de vorige reis in 1688, óók op de ‘Noord’ geweest zijn en tòen die kaart hebben vervaardigd. In later jaren kan hij het niet gedaan hebben, daar de ‘Noord’ op die tweede reis bij Kp. S. Francis op de klippen gebleven is. ‘Heeremans als stuurman hadde de wagt’ toen de stranding plaats greep, (p. 168 r. 2) en hij behoorde niet tot de geredden. Tegen bovengegeven onderstelling is echter één bezwaar aan te voeren, nl. dat in het Journaal de verschillende kapen en hoeken der baai en van de eilanden, met de letters B, C, D, Eenz. worden aangeduid, terwijl bij die zelfde punten op de kaart N, O, P, Q enz. staat geschreven. Een aannemelijke verklaring hiervoor zoude zijn, dat Heeremans aan boord een voorloopige kaart maakte - de gelegenheid tot rustig teekenen zal hem daar als wachthebbend officier wel ontbroken hebben - en dat hij nu, later aan de Kaap het hier gereproduceerde zeer zorgvuldig geteekende exemplaar vervaardigende, daarbij niet meer de beschikking had over het reisverhaal, wijl dit vermoedelijk inmiddels door den Schipper reeds ingediend was. Zich toen niet juist meer herinnerende, met | |
[pagina 340]
| |
welke letters de diverse hoeken in het Journaal aangegeven werden, gebruikte hij daarop een geheel andere serie, nl. de letters N-Z, zoodat verwarring hierdoor voorkomen werd en bijv. niet D gezet werd waar B had moeten staan, enz.; hij zal dan bij die kaart een sedertdien verloren gegane beschrijving der opname ingeleverd hebben, waarin de letters N-Z voorkwamen. Aangaande de benaming van het eiland Janijaco, zij opgemerkt dat die volgens het Journaal (p. 131) zal geschied zijn naar den ‘koning Jan Jacques’ aldaar, met wien men destijds veel in aanraking kwam. Op een sub 3 te bespreken kaart, heet het eiland dan ook ‘Jan Jacques’. In een ander reisverhaal is er ‘Jaca’ van gemaakt. (p. 202). | |
2.Een MS. kaart van Zuid-Afrika, met den trek van Vaandrig Beutler's colonne in 1752, van Tafelbaai naar de Key Riv., vervaardigd door den landmeter der expeditie C.D. Wentzel, Schaal ± 1:350.000. Alg. Rijks-Arch., No. 852. Van deze kaart is in dit werk een reproductie gegeven (Krt. 4) op ongeveer ⅕ der ware grootte. Op het origineel zijn de meridianen en parallellen op elke 10 getrokkenGa naar voetnoot1) en is de rand tot in minuten verdeeld; in den rechter benedenhoek bevindt zich daar bovendien, rondom de mijlschaal, een allegorische voorstelling van het leven in een Kafferkraal. De kaart, geteekend op een net volgens Mercator's Projectie, is fraai van uitvoering; de marschroute der colonne is er duidelijk op weergegeven. Voor het vaststellen van deze, was aan Wentzel stuurman Clement toegevoegd en zouden beiden daartoe volgens de Instructie ‘dagelyx moeten neemen de hoogte der sonne om hier uyt de breete te kunnen weeten.’ De koers en verheid, die ‘sullen dienen om te weeten welke weg, soo in breete als lengte sal syn afgelegd’, moest eveneens in het Journaal genoteerd worden ‘soo ende in dier vougen als zulks ter zee wordt verregt’ en dientengevolge vindt men dan ook een en ander op zijn scheepsch opgeteekend. - Het eenige middel van contrôle op dien behouden koers en verheid in het afgeloopen etmaal, was destijds de Breedte-observatie op de zon ten 12u; maar veel van het nuttig effect hiervan ging verloren, wijl de marsch hoofdzakelijk Oostwaarts was. De voortgang was dus voornamelijk in Lengte en die was toenmaals nog niet uit zonswaarnemingen af te leiden, maar berustte juist op koers en verheid. En dat deze soms zeer moeilijk te bepalen waren, zal duidelijk zijn, waar het nu over bergen en door valleien, dan door oerwouden en rivieren zigzagsgewijze vooruitging. Met die Breedte-waarnemingen is het intusschen op deze reis eigenaardig gesteld. Er was voor medegegeven een ‘instrument dat dient om der sonnen hoogte te neemen’ benevens een ‘Paslood... 't welk te Land van hetselfde effect als den Horizont in Zee is.’ - Het instrument zal om deze reden vrij zeker een zgn. ‘quadrant’ geweest zijn, waarbij | |
[pagina 341]
| |
dan een helper het paslood, onder het observeeren, langs de voorkant van het staande been moest laten hangen, om dit zoodoende vertikaal te laten houden en hierdoor dus het liggende been horizontaal, d.i. op den niet-zichtbaren horizon, gericht te doen zijn. Eenig ander destijds gebruikt instrument, t.w. een Astrolabium, Graadboog of omgekeerde Graadboog, kan het bezwaarlijk geweest zijn, daar door den aard hunner constructie bij hen een paslood niet te gebruiken is. - Maar nu de vraag: is er eigenlijk wel met dat instrument geobserveerd en zoo ja, op welke wijze en ten slotte - waar het op aan komt -: is het resultaat dier waarnemingen dan bij het maken der kaart gebruikt? Nu leert een vergelijking tusschen den trek op Wentzel's kaart en dien op een hedendaagscheGa naar voetnoot1) het volgende. Aanvankelijk, gedurende de eerste 4 weken, varieeren de fouten in de Breedte van - 3′ tot - 15′, een bedrag voor die dagen zeker niet groot te noemen; maar na het oversteken der Gourits RivierGa naar voetnoot2) worden ze voortdurend grooter: 22′, 28′, 34′, 39′, 43′, 47′ enz. (steeds negatiefblijvende) om ten slotte 8 Juli, bij het verste Oke punt, tot het zelfs voor dien tijd aanzienlijke bedrag van - 51′ op te klimmen en 15 Aug. bij het verste Nke punt zelfs - 59′ te worden. Wentzel's route en dientengevolge het kustbeloop, worden dus op de kaart steeds meer te Noordelijk. Dien 8sten Juli wordt echter behalve de gewone Breedte van 31o 39′, voor de eenige maal op de geheele reis, ook een ‘verbeeterde’ Breedte van 32o 17′ genoteerd, gevende weder als vroeger een kleine fout van - 13′. Maar nu is het eigenaardige hierbij, dat niettemin het kampement op dien dag in de kaart gezet is op de foutieve Breedte van 31o 39′ en van die gevonden verbetering derhalve blijkbaar geen notitie is genomen.Ga naar voetnoot3) Er valt nog iets op te merken. Op twee uitzonderingen na, moeten alle middaghoogten gemeten zijn boven een onzichtbaren horizon, dus met behulp van het paslood, want men was steeds meer of minder diep in het binnenland; maar op twee dagen, 4 en 14 Mei, bevond men zich aan het strand, resp. bij de mond der Cabeljousche Riv. in de S. Francis Bi en bij die der Swarte Kop Riv. in de Algoa Bi, voor het oprichten van ‘'s Compagnie's merk’. Waar nu, met het quadrant metende, de zonne- | |
[pagina 342]
| |
stralen over den rug van den waarnemer door de vizieren van den wijzer vallen, en op die Breedten de zon om 12u boven het Noorden staat, werd dus op die punten met het instrument op den vrijen horizon der zee, in het Zuiden, gericht; het paslood was derhalve overbodig, stuurman Clement kon hier dus observeeren op de wijze waarmede hij aan boord vertrouwd was, en tòch waren de Breedte-fouten op die dagen resp. - 39′ en - 40′, dus veel te groot. De conclusie waartoe men nu komen moet, in antwoord op bovengestelde vragen, kan geen andere zijn als deze, dat alle Breedten, met uitzondering van die eene ‘verbeeterde’, geen geobserveerde maar gegiste Breedten zijn en dus evenals de Lengten, afgeleid uit den behouden koers en verheid. Blijkbaar steunde landmeter Wentzel meer op eigen kennis en ervaring in zake juiste richting- en afstandberekening, dan op resultaten van waarnemingen waarmede hij uit den aard zijner betrekking niet vertrouwd was en aan welke ook stuurman Clement niet gewend was, gegeven het feit dat observeeren met een paslood een voor een zeeman ietwat ongewoon werk is. En waar hij, Wentzel, nu eenmaal de verantwoordelijkheid droeg voor het zoo juist mogelijk inkaartbrengen - de stuurman was aan hèm toegevoegd en niet omgekeerd - daar werden derhalve alleen zìjn gegiste Breedten aan assistent Haupt ter opteekening in het reisverslag verstrekt en met behulp dàarvan de kaart door hem geconstrueerd. Die ‘verbeeterde’ Breedte van 8 Juli, is natuurlijk van stuurman Clement afkomstig, dank zij quadrant en paslood, want anders had Wentzel ze wel toegepast; juist dat groote verschil met de gegiste Breedte, nl. 38′, zal hem ‘aan het schrikken’ gemaakt hebben en te eerder doen zweren bij eigen werk. Zoo zijn er meer - en daarom nog niet de slechtsten! Intusschen, stuurman Clement is hierbij gerehabiliteerd. - Blijft thans over na te gaan, waardoor die Breedte-fouten over het algemeen steeds grooter worden en negatief zijn. - Zij kwamen voort, gelijk boven aangetoond werd, uit een foutieve gegiste Breedte en moeten zij dus veroorzaakt zijn door een constante fout in koers of verheid. Daar de richting waarin werd voortgetrokken, dooreengenomen Oostelijk was (de rechte lijn Tafelbaai - verste Oke punt loopt ongeveer O t N) heeft een fout in de verheid, d.i. dus in het schatten van den afgelegden weg, weinig invloed op de Breedte; zooveel te meer echter een fout in den koers. Aannemende nu dat het kompas goed was en zorgvuldig werd afgelezen, dan moet er dus een onjuiste miswijzing, d.i. afwijking van de magneetnaald van het ware Noorden, toegepast zijn, bij het herleiden van de kompas- of miswijzende koers tot de ware of rechtwijzende. In de Instructie werd nu wel sub 3 voorgeschreven, dat ‘by het op- en nedergaan der sonne’, dus vrijwel dagelijks, ‘agt’ gegeven moest worden ‘op de variatie of miswyzing van het Compas,’ maar uit het Journaal blijkt dat dit op de geheele reis slechts twee keer gedaan | |
[pagina 343]
| |
is en wel op de rustdagen 11 Mei en 23 Juni; men vond toen resp. 20o en 21o Noordwestering. Nu wordt in Boom's Journ. a/b ‘Grundel’ dd. 25 en 27 Juli 1670, de NWg bevonden resp. 12o 17′ en 13o 0′ en in het Journ. a/b ‘Postlooper’ d.d. 20 en 25 April 1705, resp. 14o 2′ en 14o 15′.Ga naar voetnoot1) In 1752, op dezen tocht, kan zij dus bezwaarlijk 20 à 21o geweest zijn, al is de miswijzing aldaar langzaam aangroeiende en thans ongeveer 29o. De opgaven op 11 Mei en 23 Juni zijn bovendien in volle graden gegeven, terwijl ook toen reeds, het bepalen tot in minuten nauwkeurig, de gewoonte was. Het is nu niet aan te nemen, dat Wentzel of Clement dit onderdeel van hun werk òf onnoodig nagelaten òf ‘met de losse hand’ verricht zouden hebben. Veeleer zullen die enkele en niet zeer nauwkeurige bepalingen, een gevolg zijn geweest van de omstandigheid dat in het algemeen op een beschutte plek gekampeerd werd, alwaar dus juist door geboomte of andere terreinhindernissen de opkomst en ondergang der zon niet waar te nemen waren. Op die rustdagen is dan vermoedelijk de horizon eenigszins door kappen vrij gemaakt, maar niet voldoende, en hierdoor dus een minder goede miswijzing-bepaling verkregen. Nog dient vermeld dat het destijds niet gebruikelijk was, voor elken graad die de miswijzing veranderde, de kompasrozen te verschuiven; zoo leest men o.a. op p. 188 ‘en marge’ van den tekst: ‘verleijden de compassen van 20 gr. op 15 gr.’ Men stuurde en peilde dus meermalen op foutief liggende kompassen. Uit een en ander mag met vrij groote zekerheid afgeleid worden, dat op dezen tocht de Breedte-fouten dus te wijten zijn aan een constante toepassing van een onjuiste miswijzing. Er had hiervoor, in verband met de vroegere meer nauwkeurige waarnemingen, een waarde van ongeveer 16o moeten aangenomen worden, terwijl uit bovenstaande opgaven blijkt dat men gemiddeld 20o 30′ gebruikt heeft. Het gevolg hiervan was, dat men, meenende bijv. Oost r.w. op te gaan, in werkelijkheid in de richting O 4o 30′ Z r.w. voorttrok; men kreeg dus een te Nke, c.q. te kleine, gegiste Breedte en derhalve een negatieve Breedte-fout. Dat deze de eerste 4 weken de gewone grenzen niet overschreed, behoeft niet te verwonderen; men nam toen den ‘gemeenen en bekenden weg’ en zal zich dus aan de bekende Breedten gehouden hebben. Maar na het passeeren der Gourits Riv. komt men in de wildernis; het gaat dan op eigen, foutief liggend, | |
[pagina 344]
| |
kompas verder, en dadelijk beginnen de grootere afwijkingen in Breedte zich te vertoonen. - Over het Lengte-bestek ten slotte het volgende. Zooals bekend is, worden fouten daarin, evenals in het gegiste Breedte-bestek, alleen veroorzaakt door fouten in koers of verheid. Bij Oostelijke koersen zal een fout in den koers weinig invloed hebben op de Lengte, doch gaat daarentegen een fout in de verheid met nagenoeg het volle bedrag daarop over; bij meer Noordelijken of Zuidelijken koers echter, zal een fout in den koers mèer inwerken op de Lengte en eene in de verheid daarentegen minder. De O.L. van Tafelbaai, Wentzel's punt van ‘afvaart’, is op zijn kaart ± 38o O.v. TeneriffeGa naar voetnoot1) en had moeten zijn ± 35o; zij is dus 3o te Ok. Dit is intusschen geen fout van Wentzel, daar hem die l uiteraard op het Casteel werd medegedeeld. Deze Lengte moet dus uitgeschakeld worden en daartoe beschouwe men alleen het Lengte-Verschil tusschen Tafelbaai en eenig punt van den landtocht, volgens W.'s kaart èn volgens de hedendaagsche, en eerst de verschillen die dàn aan den dag treden tusschen W.'s L.-V.en en de werkelijke L.-V.en, geven de fouten in zìjn Lengte-bestek aan. - Tot beter overzicht verdeele men de geheele reis in bijv. de 3 L.-V.en: Tafelbaai - Mossel Bi, Mossel Bi - S. Francis Bi en S. Francis Bi - verste Oke punt; men vindt dan voor hunne fouten resp. - 54′, + 11′ en - 19′ en derhalve voor die van het totale traject - 62′. W.'s eind-Lengte wordt dus ± 1o te Westelijk en ligt dit punt, wijl W.'s afvaart-Lengte van Tafelbaai 3o te Ok was, derhalve 2o te Ok op zijn kaart. Bovengenoemde 3 partiëele L.-V.en afzonderlijk beschouwende, dan valt op te merken dat bij het 1e L.-V., Tafelbaai - Mossel Bi, de koers geweest is ongeveer Oost (vlg. Wentzel O¾ N, in werkelijkheid O¼ Z), zoodat de fout van - 54′ dus vrijwel geheel op rekening komt van een te kleine schatting der verheid - tenzij, wijl hier langs een bestaanden weg getrokken werd, foutieve plaatselijke gegevens zijn overgenomen. Zoo dit niet het geval was, dan is W.'s onderschatting van de snelheid waarmede de colonne voorttrok, ten bedrage van circa 25%, (het ware L.-V. bedraagt 3o 42′) niet onbeduidend. Bij Swellendam, ongeveer halverwege gelegen, is de fout in L.-V. ook de helft van 54′. - Bij het 2e L.-V., Mossel Bi - S. Francis Bi, was de koers vrijwel Oost, en is dus de fout van + 11′ eveneens alleen door onjuiste verheid veroorzaakt. Hier is zij evenwel te groot geschat en op Wentzel's kaart, is dit gedeelte dan ook te veel uitgerekt. - Bij het 3e L.-V., S. Francis Bi - verste Oke punt, was de koers vlg. W.:NO ¾ O (in werkelijkheid NO t O ½ O); zij was dus veel Noordelijker dan op beide vorige trajecten. Van de negatieve fout van dit | |
[pagina 345]
| |
L.-V. à 19′, komt dus een zeker bedrag voor rekening van de vroeger besproken miswijzing van het kompas, waardoor een te Nke koers werd gevolgd en de O. Lengte dus te klein werd. Volle overeenstemming tusschen de verheids-schatting op het 2e en het 3e traject, wordt hierdoor evenwel niet verkregen; maar de omstandigheden waaronder de verheid in beide gevallen bepaald werd, waren zooals de kaart uitwijst, zeer verschillend: op het 2e traject bijna voortdurend een zelfde koers gehouden en 45 mijl afgelegd en op het 3e zóó zigzagsgewijse vooruitgegaan, dat zelfs in NWe èn ZZOe richtingen getrokken werd en ruim 68 mijl behouden is. In totaal werd, gemeten langs den heenwegGa naar voetnoot1), 153 mijl afgelegd in 96 marschdagen, gevende dus 1.6 mijl, d.i. ongeveer 11.9 K.M. per dag. De door W. gebruikte mijl is, volgens de legenda zijner kaart, 1900 Rijnl. Roeden groot en derhalve de zgn. Snelliusmijl van 7158 M.. Snellius beschouwde zijn mijl als 1/15 van 1o Merid., dus = 4′, maar feitelijk was zij slechts 3′865, zooals Musschenbroek in 1729 - Snellius' berekeningen verbeterende - aantoonde. Heeft Wentzel in 1752 van M.'s bevinding geen kennis gehad, gebruikte hij dus nog de Snelliusmijl, dan was zijn voortgang in Lengte derhalve kleiner dan hij dacht en had hij dus kleiner Lengte-Verschillen moeten vinden. De negatieve fout van het 1e en het 3e L.-V., wordt in dat geval dus 1/30 grooter, de positieve fout van het 2e, zooveel kleiner. - Intusschen: ‘la critique est aisée...’ Men vergelijke slechts de zoo primitieve hulpmiddelen op wetenschappelijk gebied, waarmede destijds plaats en voortgang moesten bepaald worden, met de bijna volmaakte instrumenten van tegenwoordig: Smalkalder boussole, sextant met kwikhorizon, chronometer-torpilleur, Zeiss-afstandmeter, kleine theodoliet, cyclometer, enz. en dan kan gezegd worden, dat het resultaat 't welk bereikt werd, hun die het behaalden, tot alle eer strekt. | |
3.Een MS. kaart van de ZW-, Zuid- en ZO-kust van Afrika, geteekend door een onbekende, op een net volgens Mercator's Projectie, Schaal ± 1:3.000.000, Alg. Rijks-Arch. no. 162. De kaart moet dateeren van na 1688, daar de in dat jaar door Heeremans verrichte opname der Delagoa Baai (zie sub 1) er op voorkomt. Een gedeelte der ZO-kust, is op ongeveer ⅗ der ware grootte, in dit werk gereproduceerd (Krt. 2), wijl daarop voorkomt de strandingsplaats | |
[pagina 346]
| |
van het retourschip de ‘Stavenisse’, en het verslag van die ramp hier is medegedeeld. Kaap S. Maria (Delagoa Baai) ligt hier in Breedte ± 30′ te Noordelijk, in Lengte ± 5o te Oostelijk; in deze fout zit evenwel de fout van de Lengte van Tafelbaai op deze kaart. | |
4.Een kaart van den Westken Indischen Oceaan, op een net volgens Mercator's Projectie, Schaal ± 1:15.000.000, uit ‘de Nieuwe Zee-Atlas of Waterwerelt’, uitgegeven bij Pieter van Alphen, Rotterdam, 1660. (Geogr. Inst. Utrecht). Een gedeelte van deze kaart, de Zuid- en ZO-kust van Afrika bevattende, is als carton op de overzichtskaart (Krt. 6) op de ware grootte gereproduceerd. Op de Zuid-kust komen reeds verscheidene Hollandsche namen voor, verder Oostwaarts zijn zij allen Portugeesch en zullen dus Portugeesche kaarten gevolgd zijn. Het oud-Hollandsch bijschrift bij Kaap Agulhas: ‘Schorre hoeck met een steert Laeg land’Ga naar voetnoot1) is zeker wel zoo aardig als de dwaze combinatie van de twee talen in ‘Vlees Bayo’! Trouwens het ‘verportugiezeeren’ van namen, zat menigeen destijds in 't bloed; teekende zich zelfs niet een man als Gouv. Gen. van Diemen: Antonio v.D.? - Met de bijschriften: ‘Priemera entrado’ en ‘A derradeira (d.i. “het laatste”) de Natal’, worden blijkbaar de Zuiden Noordgrens van Terra de Natal bedoeld. Tot welke verkeerde gevolgtrekkingen dat woord op de kaart: ‘Priemera’ of ‘Primeira’, soms ook ‘Primem’, den zeeman vroeger bracht, werd in de Inleiding besproken. De Breedten van Tafelbaai, Kaap Agulhas en Kaap S. Maria (Delagoa Bi) zijn goed te noemen; die punten liggen nl. resp. maar ± 15′ en 20′ te Zuidk en 5′ te Noordk. Beoosten Kp. Agulhas wordt de strekking der kust reeds spoedig te Noordk, de fout van bijna alle oude kaarten. - De Lengten van Tafelbaai en Kp. S. Maria, zijn resp. ± 3o 50′ en 3o 30′ te Oostk, het Lengte-Verschil tusschen die punten, is dus slechts ± 20′ te klein; gegeven het feit dat de Lengte destijds het zwakke punt bij plaatsbepalingen was, is hier deze overeenkomst met de werkelijkheid vrij merkwaardig te noemen. | |
5.Een MS. kaart van de Zuid-Kust van Afrika, 1778, op een net volgens de cylindrische projectie, Schaal ± 1:1.300.000, R.I. Gordon's MS. Atlas No 1, Rijks-Prentenkabinet, A'dam. Deze kaart is hier gereproduceerd (Krt. 5) op nagenoeg ⅕ der ware grootte. Daarbij is niet overgenomen een verlenging van de Oke kustlijn tot aan 27o 30′ Z.Br., welke voorkomt op een aanplaksel aan de hoofdkaart; ter hoogte van de S. Lucia Bi, staat daar geschreven: Terra dos Fumos. Er is op den rand een Breedte-verdeeling in graden en 10′ aangebracht, | |
[pagina 347]
| |
de Lengte-verdeeling ontbreekt. Op willekeurige ongelijke afstanden, zijn over de geheele kaart doellooze vertikale en horizontale lijnen getrokken, dus geen meridianen of parallellen, en voorts nog een aantal NW-ZO en NO-ZW loopende lijnen. - Gerekend naar de mijlschaal in den rechteronderhoek, is het Lengte-Verschil Tafelbaai - Natal nagenoeg 11o, en stemt dat dus voor dien tijd, vrij goed met de werkelijkheid (± 12o 30′) overeen. Waar op een ± 120 jaar oudere kaart (zie carton Krt. 6) het net reeds met vergrootende Breedte geteekend werd, is de constructie van het net hier, met de Breedte-graden allen even groot, wel zeer ouderwetsch - en foutief. Het verdienstelijke van Gordon's kaart ligt ten eerste hierin, dat de strekking der Zuid-kust goed is te noemen en de kustlijn dus niet meer, zooals op oudere kaarten, beoosten Kp. Agulhas spoedig te Nk wordt. Vervolgens is de vorm der baaien, beter dan vroeger, in overeenstemming met de werkelijkheid (Struijs- en Vlees Bi nog uitgezonderd). De hoofdbaaien: de Mossel Bi, de Plettenberg Bi en de Algoa Bi, werden door Gordon ter plaatse geschetst, zooals blijkt uit de Panorama-kaarten dier baaien, tegenover den Titel alhier. - Het zich gemakkelijk oriënteeren bij het aanloopen der kust, is bevorderd door het inschetsen van kenbare bergtoppen bij sommige baaien. Blijkens het bijschrift ‘Pt Primiere’, kon men zelfs toèn nog niet, het geloof aan het bestaan van die denkbeeldige kaap opgeven. De plaats waar in 1752 aan de Swarte Kop Riv., ‘'s Compagnie's merk’ V.O.C. werd opgericht, is hier aangegeven. Het carton der Mossel Bi, komt nagenoeg geheel overeen met een carton op een kaart van de Zuid-kust van Afrika, uitgegeven door Johannes van Keulen te A'dam (Alg. Rijks-Arch. No. 167) dateerend van na 1734; blijkens eenige détails, is het er echter geen copie van.
R.P.M. |
|