Waratch in 1909) zonder het minste spoor achter te laten en waar uitlading der reizigers per kraan en mand in bepaalde jaargetijden regel is.
Op zulk gevaarlik water, in kleine scheepjes, durfde men het aan te varen, terwijl onbekende inboorlingen, wier bedoelingen ongeweten en te vrezen waren, in het Binnenland leefden, dat men inkeek van de steng af. Zo, met de dood voor ogen, bewees het scheepsvolk de Compagnie en de wetenschap diensten, de eenvoudige mannen, anonymi bijna voor ons, uit wier levensloop alleen belangrijk is voor het nageslacht, hun moeitvolle tocht om Afrika's Oostkust. Hun vorige verdere fata vallen meestal zo in alledaagsheid terug, dat het de moeite der vermelding niet loont.
Niet vrij van eentonigheid is soms een reisverhaal, vol berichten over ondiepten, aard van de zeebodem, stromingen, windrichting en al datgene wat deze joernalen voor de zeeman belangwekkend maakt.
Maar daarnevens is er nog zoveel gegeven, zoals hieronder zal blijken, wat niet-zeevarenden boeit.
Dit deel bevat de uitvoering der bevelen van Heren Zeventien ter verkenning van Afrika's Zuidoostkust.
In het biezonder worde nog de aandacht gevestigd op het volgende: de verkoop van Natal, rassenvermenging, verbreiding van tabakgebruik, verspreiding en vindplaatsen van dieren en planten, het roken van dagga, ‘rites de passage’, verontreiniging door voedsel en aanraken van zieken, verhuizing der verwanten na overlijden, werk van de toverdokter, reiniging na ziekte, giften aan pasgeborenen, erfrecht, korenberging, begroeting, verhouding van Kaffers tot Boesmans, teelt van veldproducten, praerogatieven van het opperhoofd, het geven en verklaren van namen op Schrijver's en Beutler's landtochten, vermelding van inlandse namen, terechtstelling van inlanders door hun landgenoten, visvangen door middel van een assegaai, kerving van het lichaam bij koorts, het bouwen van hutten en kano's, zeventiende- en achttiende-eeuwse spreekwoorden, de tegenwerking op koloniaal gebied van Engelsen en Fransen, de onjuiste handelsopgaven door vreemdelingen, verband tussen naam van opperhoofd en land, Portugal's aanspraken op de Oostkust, het gebruik van peniskokers van riet of darmen, de vraag naar gekleurde koralen, de prijs der olifantstanden, landmeterswerk, plaatsen van bakens, pijlengift, jachtgebruiken en Boesmanstekeningen.
Ook dit deel werke mee tot de in deel XII aan het slot van het voorbericht uitgesproken wens.