Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II. Tochten naar het Noorden 1686-1806
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 61]
| |||||
[16] Dagverhaal van de landryse, door den Weledelen Gestrengen Heer Mr. Joachim Baron van Plettenberg raadt extra ordinair van Nederlands India, mitsgaders Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede HoopGa naar voetnoot1) met den ressorte van dien etcetera, etcetera, etcetera, in den jaare 1778 gedaan door de landstreken beoosten de gem. Caab tot aan de Plettenbergs en groote Visch rivieren, mitsgaders vervolgens van daar te rugwaarts langs de ZuydkustGa naar voetnoot2).
| |||||
[pagina 62]
| |||||
stellen ten opzigte van diverse zaken; dewelke in die verre afgelegene districten een noodwendig redres vorderden. Om deeze ryze met zo veel mogelyken spoed en zekerheyd te doen, waren de respective land-drosten nevens de heem- en krijgsraden van Stellenbosch en Drakenstein, en ook die van Swellendam, tydig gelast, te zorgen dat er op de bestemde tyden en plaatsen de nodige voorspannen van trekossen en rijdpaarden gereed mogten zijn; insgelijks dat uyt elk derzelve districten een detachement, bestaande in een cornet, corporaal en agt dragonders uyt de landmilitie met derzelver volle wapenen, ter begeleidinge van zijn Weledele Gestr. zoude werden gecommandeerd. Den capitein lieutenant militair van Heiden, een meede reysgezel zullende zijn, had zig gisteren met de wagens, beladen met al het geene van provisie als anderzints tot de reyse was geschikt, reeds voor uyt begeeven, naar de plaats van den oud burgerraad Hendrik Oostwald Eksteen aan de Tygerbergen gelegen; om in tijds de bagagie wagens verder te kunnen vooruyt zenden. Dezen ogtend ten seven uuren, aangenaam sonneschijn weer zijnde vertrok den Weledelen Gestr. heer Gouverneur, vergezelt van den secretaris der Weeskamer de Wet en den opper chirurgijn Seid als mede reisigers, in een rytuyg met agt paarden bespannen, uyt het casteel de Goede Hoop; werdende tot aan 't rytuyg uytgeleyd door den heer Secunde, benevens eenige verdere leeden der regeeringe en voornaamste van 's Comps. dienaren. By het uytreyden van de barriere wierd zijn Weledele Gestr. van 't fort Imhof met seventhien schoten gesalueert; terwijl zommige der gemde. heeren volgden tot de plaats van den oud burgerraad Eksteen voormeld daar wy ten negen uuren aanquamen en een vriendelijk onthaal genoten: Wy verlieten deeze plaats ten elf uuren in onze twee reyswagens met ossen bespannen; en onder wegen van ossen verwisselt hebbende, waren wy 's namiddags ten vijf uuren ten plaatse van de weeduwe Hop genaamt't Slot van de Paarl; en vonden hier onse drie bagagiewagens. | |||||
[Vrydag den 4 do.]Vrydag den 4 do. 's Morgens mistig weer, dewelke kort daar aan in regen veranderde met een weste wind, reden wy ten half seven uuren van de laastgem.de plaats en passeerden de grote Bergrivier met de Ponton. 't Regenachtig weer verhinderde 't gezigt van 't Drakensteins gebergte daar de Du Troits cloof door gaat: door welke cloof men thans onder handen had het maken van eenen weg, bequaam om met vragt wagens gepasseerd te werden: het geen, voltooyd wesende, van veel belang en voordeel zoude zijn voor degeene | |||||
[pagina 63]
| |||||
die hunne plaatsen in de Gaudiene, aan de Hexe rivier en daar omstreeks leggende hebben;Ga naar voetnoot1) dewelke, om de producten van daar na de Caab te brengen, de rode Zandse cloof moeten passeeren; makende eenen omweg van twee dag reisens. 's Voormiddags ten half elf uuren, bevonden wy ons ter plaatse van den oud heemraad Paul Roux aan de groene Bergh. Wy wierden gewaar dat door de swaarte en groote volumen der bagagien de wagens te veel moesten leiden; waarom den Weledelen Gestr. heer Gouverneur nog een wagen van gem.de Roux daar toe liet emploieeren; en ordre stelde dat hem voor dezelve weder een andere in de plaats zoude werden bezorgt. Ten half elf uuren begaven wy ons van daar, waren vier uuren daar na aan de Vogelvalley, om nog eens te verspannen [waar] een en een half [uur] vertoevd wierd; en quamen met de eerste wagen 's avonds ten half seven uuren op 't rode zand by den oud burger lieutenant Jacobus de Wet. Een van de bagagie wagens had door de onvoorzigtigheyd van den dryverGa naar voetnoot2) het ongeluk in de Rode zandse cloof om te slaan; zonder dat daar door egter iets van belang beschadigt was, alleen veroorzaakte dit, dat de overige wagens eerst ten negen uuren by ons arriveerden. | |||||
Saturdag den 5 do.Saturdag den 5 do. Zonneschijn weder met een Westelijk windje, begaven wy ons 's morgens ten agt uuren van 't Rode-zand, daar een wagen met de bagagie van degene die uyt het Stellenbosche district tot de escorte gecommandeert waren, zig onder ons gevolg voegde. Wy bereykten ten elf uuren de Breede rivier, dewelke, ter plaatse daar men dezelve passeerd, op een afstand van circa veertig minuten gaens in negen zo grote als kleine gedeeltens loopt, en quamen ten vier uuren 's namiddags aan op een plaats van Philip Mijburg, geleegen af en aan de Chavonnes-bergGa naar voetnoot3). Om de menigte der zig alhier bevindende lieden, sloegen wy op deezen plaats voor 't eerst een gedeelte van ons campement op; en trocken | |||||
Zondag den 6 do.Zondag den 6 do. 's ogtends ten half agt uuren met mooy weer en een zagt westlijk lugtje weder op weg, een quart voor twaalf uuren 's middags quamen wy aan de Hexe-rivier even voor dat de cloof van dien naam begind: dezelve rivier tweemaal aldaar en vervolgens eenige rysen in de cloof gepasseerd zijnde, ontmoeten wy ter plaatse van Willem van den Vyver den capitain militair Gor- | |||||
[pagina 64]
| |||||
donGa naar voetnoot1) die met ons reysde; en waren ten half twaalf uuren over de veerthiende bogt of spruyt van die rivier, toen wy 's namiddags ten half twee uuren ons leger opsloegen ter plaatse van Daniel Hugo. Zo als wy | |||||
[pagina 65]
| |||||
van evengem.de plaats afreden, nam de passagie door de Hex-rivier op nieuw haar begin; en wy waren dezelve rivier nog niet ten eenemaal overgetrokken, toen nog veerthien zo bogten als spruyten ons waren ontmoet, en wy ten negen uuren aan 't einde van dien cloof quamen: wy hadden nog twee voorname spruyten te passeeren, eer wy ons bevonden ter plaatse van de weduwe Jacobus van der Merwe genaamt de Vendutie-kraal, het geen's voormiddags ten thien uuren geschiede. Den snellen stroom en het verspoelen der driften, maakt den overtogt van de Hexe-rivier periculeus: Dit veroorzaakte dat een van onse wegwysers te paard, toerydende na een der wagens, welke hy zag dat in een diep gat stond te schieten en daar door groot gevaar liep, de wagen reddende, met het paard ter zyde van dezelve in dat gat zo diep onder sloeg, dat men alleen des mans hoofd konde zien, egter gelukkig weder daar uyt zijnde geraakt, had hy zig slegts door 't wiel van de wagen aan de beene bezeerd. Van de Vendutie-kraal begaven wy ons 's voormiddags een quart voor elf uuren; en dewijl een der wagens van ons gevolg quam om te slaan, met welks redding, zoo wel als met het vertoeven ter plaatse van Jourdaan, daar wy vervolgens aan reden, een en een half uur verlet wierd, was 't twee uuren in den namiddag, toen wy de plaats van Wouter de Vos de Buffelskraal genaamt, genaakt waren, daar wy de geheele escorte der Stellenbosche dragonders met derzelver paccagie wagens aantroffen. Deeze plaats is geleegen aan de voet van een der koude Bockvelds bergen, wiens kruyn nog voor een groot gedeelte met sneeuw bedekt was. Wy sloegen hier ons campement op; en hielden | |||||
Woensdag den 9de doWoensdag den 9de do stil weder en heldere zonneschijn, braken wy ons leger op; en trocken voort met den nu compleeten trein, dewelke bestonden in
| |||||
[pagina 66]
| |||||
De escorte zelve, te paard en gewapend, welke escorte geformeert wierd, door Dirk Wouter Hofman, Cornet. Jacobus de Wet Jacobusz, corporaal. Christoffel Albertijn } Dragonders. Alewijn Petrus Burgers } Dragonders. François du Plessies } Dragonders. Daniel Bosman } Dragonders. Jacobus van Aarden } Dragonders. François Roos } Dragonders. Jan Hendrik Olivier en } Dragonders. Anthonij Fik Lambertsz: } Dragonders. Een jager en twee raportgangers meed te paard en gewapend. Voorts eenige handpaarden, behalven een wagen en rijdpaarden van capitein Gordon. | |||||
Van de Hexe rivier na de Queek valley.Wy trocken kort daar aan langs een weg de Candauw genaamt; dewelke tusschen de Hexe riviers bergen doorlopende, door haare verscheidene draayen en steyltens vier uuren lang en ongemakkelijk viel: toen wy daar na een minder ongemakkelyken weg, nog ruym een en een half uur doorgereyst waren, quamen wy aan de Straat, zijnde een cloof tusschen twee niet zeer hoge bergen, en de Straat genaamd, om dat dezelve op eene byna evenwydige breete van ses à seven roeden, tusschen deeze bergen zonder eenige hoogtens doorloopt: deeze cloof of Straat hield een groot quartier uurs aan; by het eindigen van dezelve passeerden wy de plaats van Gideon Joubert, meede de Straat genaamd, en na nog ruym een uur reisens, legerden wy ons 's namiddags ten half twee uuren in 't veld, aan de voet van een der Caro bergen daar de Touwsrivier voor by stroomd: Wy vonden ons nu in het begin van 't CaroGa naar voetnoot1) of Droogveld daar onsen weg door liep, en hadden tot hier toe onder weeg, 't veld meest met canna-renosser- en andere bosjes begroeyt gezien. Heeden stond de termometer na de schaal van Farenheyt in den vroegen morgen ter plaatse daar wy aftrocken op 43 graden en rees in den namiddag daar wy ons verblijf namen tot 79 graden. Wy trocken | |||||
[pagina *11]
| |||||
Plaat 6
Bls. 66 Queekvaleij. | |||||
[pagina 67]
| |||||
voort reysende de Caroos-bergen aan de linker-zyde, tot agter eenen hogen klipheuvel aan een onbewoonde plaats van de Weede. Lourens Erasmus, genaamt de Jagers fontein; daar ten half drie uuren 's namiddags uyt gespannen wierd. Ten half elf uuren 's voormiddags, wanneer wy ter zyde aan 't einde van 't Touws gebergte gevordert waren, quam ons aan dezelve zyde van verre 't begin van de Swarte-bergen in 't gezigt. Onder wegen waren van een der Carosbergen tot ons komen afzakken twee Hottentotten nevens eenige Hottentottinnen en kinderen om den Welede: Gestr. heer Gouverneur te begroeten: de Hottentottinnen hadden ten dien eynde hare aangezigten op onderscheydene wysen en met verschillende couleuren besmeert;Ga naar voetnoot1) en hare halsen, borsten en verdere lichaams delen met de gewone onbevallge vercierselen omhangen: dezelve wierden met tabak en aracq beschonken en onthaald: het een en ander namen en genuttigden de vrouwlieden met even zo veel gretigheyd en smaak als de mans: zelfs staken eenige der vrouwen hare houtene tabaks pypen in onse tegenwoordigheyd aan, en begonnen sterk daar uit te dampen. | |||||
Vrydag den 11de do.Vrydag den 11de do. wind N:W: met betrocken lugt, vervolgden wy onsen weg van de Jagers fonteyn, geraakten meer en meer tusschen de Caros bergen, en hadden ter regterzyde de Swarte bergen veel in 't gezigt; de weg was meest effen voor by een verlaten plaats van Pieter Mijntjes, die wy ten half thien uuren 's voormiddags passeerden en bevonden ons vier uuren daar na aan een legerplaats de Riet-fontein genaamt, welke fonteyn eygentlijk een lopend riviertje zijnde, geen riet maar wel doorn en care-bomenGa naar voetnoot2) aan hare boorden had: de care-boom maakt een hard en buygzaam hout welk door de Hottentotten veel tot hunne hazegaeyen en schiet-bogen gebezigt werd, en wierd onder weg in de laagtens, op de heuvels en langs de bergen meede verspreyt gezien: Wij hadden gisteren en heden aan de diep staande sporen van 't veeh bemerkt, dat voor wynig tijds in deeze streek lands veel regen moest gevallen zijn: hetgeen te weeg had gebracht, dat verscheyde lopende beekjes en riviertjes onder weeg wierden ontmoed, en dat't veld met veele bloemen bedekt was, zonder dat 't zelve evenwel eenig gras van belang tot voetsel van 't vee had voortgebragt. De berg by de plaats van Wouter de Vos, die wy tot heeden nog continueel in 't gezigt gehouden hadden, dog | |||||
[pagina 68]
| |||||
welke ons 's namiddags uyt 't gezigt raakte, had zig hoe langer hoe hoger vertoond, waaruyt, zo wel als uyt eenige daarby genomene observatien ondervonden wierd, dat 't land daar wy door reysden veel lager dan de voet van dien berg gelegen was. | |||||
Zaturdag den 12de do.Zaturdag den 12de do. Sterke Weste wind met regen, verlieten wy 's morgens ten ses uuren de Riet-fonteyn en passeerden een weynige na seven uuren de weg door eenige bergachtige heuvelen: deeze weg die om haare ongemakkelyke overeenkomst met de cloof tusschen het Rodezand en 't Bockeveld, de Mostertshoek genaamt, meede dien naam voert, duurde slegts een quartier uurs; wy trocken voorts door een dor, droog en steenachtig land, daar in lang geen, ten minsten niet veel regen scheen gevallen te zijn, en waar in ook geen ander water wierd gevonden, als de loop van 't riviertje daar wy in den gepasseerden nagt by gelegerd hadden: Ten twaalf uuren 's middags bereykte wy, na twee uuren bevorens de Buffels rivier daar geen water in gevonden wierd, overgetrocken te zijn, een verlaten plaats van Jan. Bernard Hofman, de Geelbeks fonteynGa naar voetnoot1) genaamt, en hadden door de tusschen beiden schietende Caros bergen, de Swarte bergen dikwils uyt het gezigt. Wanneer wy | |||||
Zondag den 13de do.Zondag den 13de do. in den vroegen morgen met goed weder en een aangenaam westelijk lugje ons wederom op weg hadden begeeven, nemen wy na drie uuren reidens ons ontbijt aan de Hartebeesten-fontein, welke redelijk sterk uyt vloeyde: van waar ten negen uuren voorttrokken, ten half twaalf de nu opgedroogde Wolfen-fontein, en ten twee uuren de Jakhals-fonteyn, daar insgelijks geen water was, passeerden, ons 's avonds ten half seven uuren bevindende aan de Deepka of Brakke-rivier, die by natte jaar saisoenen breet en hoog scheen te moeten swellen, dog thans zeer schraal van water voorzien was: de boorden van deeze rivier, zo wel als die daar de Geelbeks-fonteyn door loopt waren met veele Amacquas doornbomen en andere wilde struyken begroeyt; dewelke zig ook vertoonden op zodanige plaatsen daar by sterke regen vlagen de kloven der bergen uytwateren. Wy wierden gewaar dat de roete van gisteren en heden evenrediger zouden zijn geweest, wanneer wy ons legerplaats gisteren met nog drie uuren verder te trecken, aan de Hartebeeste-fonteyn hadden genomen; hetgeen ons de weg van heden welke omtrent derthien uuren lang aanhield minder verdrietig zoude hebben gemaakt. De Caroosbergen benamen ons dezen voormiddag | |||||
[pagina 69]
| |||||
geheel het gezigt van de Swarte bergen die wy 's namiddags eerst weder te zien kregen, en ook | |||||
Maandag den 14de do.Maandag den 14de do. in 't gezigt behielden: 't was heden aangenaam weer en de wind westelijk. 's Morgens ten half negen uuren wierd de legerplaats aan de Deepka opgebroken en na een half uur vertoevens aan de Gamka of Leeuwen rivier, daar nu en altoos ruymte van water gevonden werd, 's avonds ten half seven uuren weder betrocken aan de Queek-valley een plaats van de Weede, Zacharias de Beer gelegen aan de Swarte bergen. Van de Leeuwen rivier had den Welede. Gestr. heer Gouverneur zig te paard vooruyt begeven en wierd omtrent een half uur van de Queek-valley af, te gemoed gereden door den veldwagtmeester Hendrik Herhold nevens twaalf van zyne onderhebbende manschappen; dewelke ter zyde van den weg zig in een rey schaarden, en zijn Welede. Gestr. met drie salvos uyt hun geweer verwelkomden het geen dezelve voor uyt rydende, by de aankomst van zijn Welede. Gestr. aan de Queek-valley hervatteden.Ga naar voetnoot1) Den langen en verdrietigen weg die wy sedert den 9de deezer door een dor, droog en onbewoond veld tot hier heen hadden afgelegd, maakte ons de rust zeer aangenaam, dewelke op deeze wel gesitueerde plaats in de twee volgende dagen genoten wierd. | |||||
Van de Queek valley na de Cambdebo.
| |||||
[pagina 70]
| |||||
ten vijf uuren ons legerplaats aan de Traka of Vrouwenrivier, by een verlatene plaats van Pieter Erasmus. Onder weeg wierd een troep van 40 struysvogels en eenige elanden gezien: met het jagen op de struysvogels, van welke een geschoten wierd, raakten drie paarden van d'escorte op de loop, dewelke ter vergeefs wierden nagezet door twee dier manschappen, dewelke eerst 's avonds een quart na agt uuren op het afsteeken van eenige vuur pylen aan ons leger quamen. | |||||
Zaturdag den 19de do.Zaturdag den 19de do. was de lugt betrokken en 't begon met een koude weste wind 's voormiddags wat te regenen. Wy hadden ons ten half seven uuren op weg begeeven en moesten om het water niet te missen ¼ na thien uuren weder aan dezelve rivier de Traka legeren; hebbende de plaats van Rudolf Opperman ter regterhand van ons dog buyten 't gezigt. | |||||
Sondag den 20st do.Sondag den 20st do. betrockene lugt en weste wind, dog 's namiddags zonneschijn, verlieten wy de Traka 's morgens ten half seven uuren passeerden ten negen uuren de Kauka of Buffelsrivier en namen ten half elf uuren 's voormiddags ons leger aan de Loerie-fonteyn ter plaatse daar dezelve over zeer grote klipbanken haren loop heeft. Wy hadden hier ter regter zyde van ons de Zoetendaalsvalleys poort, by welke de Swarte bergen haren naam van Swarte bergen verliesen, en van waar aan dezelve verder voortschietende, andere willekeurige benamingen gegeeven werden, tot omtrent aan het einde, daar dezelve weder de naam van Swarte bergen bekomen. 's Avonds bragt een afgezonden Basterthottentot, twee van de absent geraakte paarden terug. | |||||
Maandag den 21ste do.Maandag den 21ste do. was de lugt helder en even voor zons opgang koud, dog wierd op den dag heet. Wy vervorderden 's morgens ten half seven uuren onsen weg; en hadden ten thien uuren den Blyenberg ter linkerzyde, van waar de weg door eene afhellende vlakte voortging tot aan de Beeren valley; daar wy ons een quart na drie uuren neder sloegen: Werdende den Welede. Gestr. heer gouverneur door de manschappen uyt dat veld met drie salvos verwelkomd. De Beeren valley leggende aan de Karigas berg, strekt zig wijd uyt en was nu begroeyt met dorre dunne ruygte, riet en gras, dezelve werd door de Kariga, ook de Buffels-rivier genaamt, welke daar door loopt, onder gehouden, en droogt geheel op wanneer die rivier afneemt gelijk doorgaans jaarlijks in de maand November geschied. Wy kreegen onder weeg eenige duyzende springbocken in verscheidene troupen te zien, op welken eenige kogels afgeschoten wier- | |||||
[pagina 71]
| |||||
den; maar dewijl men dezelve nauwlijks op 200 schreeden konde naderen, gelukte het slegts drie daarvan te doden: met deeze jagt hadden wy ons twee uuren langer onderweg opgehouden. | |||||
Dingsdag den 22de do.Dingsdag den 22de do. was 't even voor zons opgang met stil weder en een heldere lugt zo koud, dat de termometer op de friez punt van 32 graden daalde, maar de koude wierd op den dag afgewisseld door eene hitte, die even na den middag de termometer tot 78 graden deed rysen. Wy hadden 's morgens ten half agt uuren ons leger opgebroken en begonnen de valley over te trekken, dog twee wagens van de bagagie in de kil van de Karigas rivier blyvende steeken, met welke uyt te helpen een uur toegebragt wierd, was 't half negen uuren eer wy van de Beeren-valley voortreden. De grond van de valley zo wel als van de vlakte welke zig van daar verder uitstrekte, en daar wy vervolgens door passeerden, bestaat uyt swarte kley. Wy sloegen ons leger 's avonds ten half seven uuren op aan de Kariga, welke wy ter zyden langs gereden en door haar kromme bogten eens ten twee en vervolgens weder ¼ voor ses uuren gepasseerd waren. | |||||
Woensdag den 23ste do.Woensdag den 23ste do. was 't weer als gisteren; 's morgens ten seven uuren trocken wy op weg, waaren ten agt uuren de Kraanvogel-valley gepasseerd en raakten vervolgens weer in eene zeer uytgestrekte vlakte, daar eenige GnousGa naar voetnoot1) wierden gezien: Ten half drie uuren 's namiddags, namen wy ons nagt verblijf aan de Kareerivier omtrend de plaats van Gerrit Lotteringen aan de Cambdebosberg, van welke plaats dewijl de rivier byna opgedroogd en men niet als | |||||
[pagina 72]
| |||||
kuylen met staande water voor 't veeh vond, 't drinkwater voor ons met een wagen moest werden gehaalt. De N.W. wind 's nagts zeer sterk waeyende nam tegens den dag een wynig af, en bleef | |||||
Donderdag den 24ste do.Donderdag den 24ste do. met zonneschijn zagtkens aanhouden, en liep op den namiddag meer na 't Noorden met een heete lugt. Wy braken 's morgens ten seeven uuren op, raakten thien uuren aan 't eynde van het Caroveld en in 't begin van de Cambdebo, passeerden ten elf uuren de Cambdeboos rivier en vertoefden twee uuren ter plaatse van Cornelis de Klerk, aan dezelve rivier geleegen; van waar ten een uur 's namiddags vertrocken zijnde, legerden wy ons twee uuren daar na digt aan een veeplaats van Abraham Overholster, 't Zeekoegat genaamt. Onderwegen lieten zig weder eenige springbocken sien, maar daar en tegen tot aan de Cambdebo's rivier verscheyde Gnous die kleine troupen en ook afzonderlijk liepen. Wy waren nu ten eynde van eenen langen en zeer verdrietigen weg, welke op den 9 deezer zijn begin genomen had door een dor, droog en woest veld: zijnde alleen begroeyt met bosjes en ook met doornbomen op zodanige uytgespoelde laagtens, daar by overvloedige regens, die in dit veld niet als in 't zomer saisoen by donder vlagen vallen, 't water afloopt. De grond van dit veld bestaat doorgaans uyt geele harde kley met kleine steentjes vermengd en meestendeels met losse steenen overdekt; ook veel doorsneden met klipbankenGa naar voetnoot1) en rotsen die zig op de heuvels even boven de grond vertonen en voor een groot gedeelte blauw en zo brosch vallen, dat de uytsteekende schorsachtige punten afbreeken en vergruysen, wanneer men er slegts overgaat: met welk gruys de grond meest overdekt is. 't Veld van de Cambdebo daar wy nu in quamen, was integendeel in de laagstens overdekt met zeer schoon en hoog gras welk nu verdort stond; en aan de kant in het hangenGa naar voetnoot2) van het gebergte digt begroeyt met doornbomen, tusschen welke 't gras meede zeer hoog uytschiet. | |||||
[pagina 73]
| |||||
de Beer, meede aan de Swarte rivier gelegen; daar wy om uyt te rusten nog twee dagen vertoefden. Deeze plaats heeft hare situatie tusschen eenige Cambdebo's bergen in eene valley van vette kleygrond, welke voor een groot gedeelte met graan bezaayt en met wyngard beplant was, die door waterleydingen uyt de Swarte rivier geduurig bevogtigd en onderhouden moesten werden, uytgenomen in de maand November tot Februarij, wanneer de met dondervlagen nederstordeGa naar voetnoot1) regens, zulks niet alleen onnodig maakten, maar ook weder nieuw gras voor 't veeh doed uytspruyten: de wijn die deeze plaats voortbrengt valt zeer schraal en van eene onaangename smaak, hetgeen veel aan de waterleiding, 't slegte vaatwerk en de behandeling kan toegeschreven werden. | |||||
Zondag den 27ste do.Zondag den 27ste do. was de wind Z:W: en de lugt ook eenigzints betrocken en heet. Men had verwagt in dit verre afgelegene Cambdebo's veld of daaromstreeks te zullen aantreffen eenige Hottentots kralen, daar die natie op zig zelfs nog hare allereerste zeden en gewoontens zouden onderhouden; dog dewijl in dit gantsche veld geene andere Hottentotten meer te vinden waren, als de geene die zig reeds zedert eenige jaaren by de colonisten hadden verhuurt en met geheele familien onder dezelve ter woon waren gekomen zo vond men dezelve van hare eerste grond zeden en gewoontens geheel vervreemd, en men konde by dit dom en onwetend nakroost daar van niets meer ontdekken ofte naspeuren.Ga naar voetnoot2) | |||||
Van de Cambdebo over de Sneeuwberg na de Plettenbergs rivier.
| |||||
[pagina 74]
| |||||
aan de overzeyde van de Sneeuwbergse rivier, van waar wy ten half twee uuren weder afreden, komende ten half seven uuren ter plaatse van de weede: Hendrik Venter de Riet-fonteyn genaamt, geleegen over 't riviertje. | |||||
Dingsdag den 29sten do.Dingsdag den 29sten do. helder zonneschijn, was de lugt in den morgen- en avondstond zeer koud, maar op den dag aangenaam en de wind Z:W: Wy verlieten 's morgens ten agt uuren de Riet-fonteyn, bevonden ons ten half een uur op de plaats van Johannes van der Walt en na een groot half uur vertoevens aldaar, 's namiddags een quart voor vijf uuren op de plaats van Barend Burgers. Hier zagen wy een menigte overblijfzels leggen van schapen die ten getalle van ruym 3,000, in 't midden van de gepasseerde maand Augustus, onder de sneeuw versmoort en door de kort daarop gevolgde swaare en koude regens waren verkleumd geraekt: op welke tijd de sneeuw aldaar vijf dagen lang ruym een voet hoog had gelegen en de koude zo streng was geweest, dat ook 't wild op het veld dood gevrooren gevonden wierd; deeze plaats is volgens de genomene observatien mét de barometer, 4,800 Engelsche voeten hoger gelegen dan de oppervlakte der zee. | |||||
Woensdag den 30ste do.Woensdag den 30ste do. was 't 's morgens zeer koud, de termometer stond op 30 graden, en men vond byna een vinger dik ijs op 't lopend water: de wind bleef Z:W: en nam op den dag eenigzints af met een gematigde lugt. Wy begaven ons's morgens een quart na agten van de laatstgemelde plaats, bereykten 's namiddags ten half twee uuren de plaats van Stephanus Smit aan het eindigen der Sneeuwbergen en legerden ons een quart na vijf uuren in 't veld aan de van Heydens fonteyn. De Sneeuwberg dewelke van 't Zden na 't Nden zig na gissing seven mylen uytstrekt en ten Wten in de CaupsbergenGa naar voetnoot1) loopt dog ten Oosten an de Bosch-berg stoot, zeer schaars van brandhoutvoorzien; en van timmerhout geheel zijnde ontbloot, strekt zulks voor de bewoonders van dat gebergte in de strenge koude die dezelve moeten ondergaan, tot een groot inconvenient: te meer daar dezelve zig op de armoedigste wyse moeten behelpen,Ga naar voetnoot2) en hunne wooningen meest alleen bestaan in een enkeld laag gemuurd vertrek, zonder afzondering, zijnde met een zoort van grof riet zeer ondigt gedekt; welk vertrek tevens tot koornschuur en berging van andere goederen is dienende. In deezen armoedigen toestand, vond men evenwel | |||||
[pagina 75]
| |||||
dat de huysgezinnen voorzien waren van zodanige boeken, als hun, by gebrek van gelegentheyd tot den openbaren godsdienst verstrekten om dezelve in hunne huysgezinnen met elkanderen te kunnen oeffenen: meestal waren zy zedig, redelijk wel onderleid en sterk verlangende na eenen leeraar, zo om 't nut van den openbaaren godsdienst, als om 't gebruyk der H. Bondzegelen;Ga naar voetnoot1) zy wenschten insgelijks dat over hun verre geleegen landstreek eenen drost of ander amptenaar de regeering representeerende, mogte werden aangesteld, om van na by ten hunnen algemeenen besten te kunnen werden bestierd. De Sneeuwberg maakt een zeer hoog land met punten en bergen die daar uyt op nieuw voortkomen; welke door tusschen schietende ruyme en uytnemend grasryke vlaktens, die van fonteynen voorzien zijn, van elkanderen werden gescheyden; dezelve punten en bergen zijn zeer verschillende van gedaante, zommige derzelve vertoonen zig spits, rond en langwerpig, dog de meeste, voor al na de Cambdebo, schieten op met eens, twee en drie tusschen uytsteekende vlaktens, dewelke zo wel als de toppen die meede ruym en vlak zijn, overvloedig veel gras uytleveren: welke vlaktens in het hangen en boven op de bergen, met lootregte, dog niet zeer hoge klipkransen omboord zijn. De colonisten, bewoonders van dit gebergte, leiden grote schade overlast, van de agter dezelve ten N:Oten zig schuyl houdende zogenaamde Bosjesmans Hottentotten: dewelke hun zedert eenige jaaren door continueele strooperyen van hun veeh, daar derzelver voornaamste bezittingen in bestaan, hebben berooft en nog blyven beroven, hetgeen die swervende en woeste, dog in haar doen zeer doortrapte menschen, op de onverwagste wyze uytvoeren, wanneer 't veeh in 't veld ter wyde loopt: hunne gewone wyze is, zig op de bergen boven de plaatsen te verschuylen en de gelegentheyd af te loeren wanneer de huysman zig van zijn plaats begeeft, den veehoeder van geen schietgeweer voorzien is, of een gedeelte van 't veeh om een hoek of draey van 't gebergte buyten 't gezigt van de gewapenden hoeder raakt: by welke gelegentheeden zy 't veeh roven en zodanig sterk na hunne schuylplaatsen voortjagen, dat zy niet schielijk genoeg werdende vervolgd, zomtijds na verloop van slegts eenen dag, te paard niet kunnen werden agterhaald; terwijl zy van 't geroofde veeh onder wegen doden en laten leggen al wat niet spoedig | |||||
[pagina 76]
| |||||
genoeg volgen kan, en hetgeen overblijft, dadelijk onder hun verdeelen, doden en schielijk verslinden. Den ongewapenden veeh hoeder werd door hun overvallen en afgemaakt, dog 't op een loop zettende, door vergiftigde pylen zodanig doorschooten dat er zeer zeldzaam 't leven van werd afgebragt: waar door zy tragten te beletten dat er eenige spoedige kennisse van hunnen gepleegden roof gegeeven en zy dus agtervolgd zouden kunnen worden. Van dit volk, 't welk van den eenen berg op den anderen voorttrekt zonder een vaste verblijfplaats deGa naar voetnoot1) houden; en wanneer zy hunne sein vuren hebben aangestoken, zig ter stond van daar begeeft, om niet te werden betrapt, konde men geen een te zien krygen. Een derzelve een doortrapte fielt zijnde, welken reeds twee maalen gevangen genomen en eenigen tijd by de colonisten woonachtig was geweest op onse reyse sijnde meede genomen, had zig op 't gezigt van eenige in 't gebergte aangestokene vuren, in de nagt geabsenteerd en had ook, zoals wy by onse terugkomst in de Cambdebo vernamen, intusschen zijn wijf en kinderen afgehaald en meede gevoerd. Dewijl de Sneeuwberg door onse colonisten voor als nog niet zeer sterk werd bewoond en de plaatsen zo wijd van elkanderen gelegen zijn, dat men by 't exterenGa naar voetnoot2) van eenige stroperyen der Bosjesmans, elkanderen niet tydig genoeg kan byspringen, werd in 't algemeen vertrouwd dat dien berg meerder werdende bewoond, gelijk, zonder elkander in de wyden te benadeelen gevoegelijk genoeg geschieden kan, men de Bosjesmans met sterker magt afkeerende, dezelve zoodanig zoude afschricken en na hunne oude verblijfplaatsen terug dryven, dat ten laatste hunne roveryen van zelfs zouden komen op te houden. | |||||
Donderdag den 1ste October:Donderdag den 1ste October: De gepasseerde nagt viel uytnemend koud, zodat 's morgens 't ijs iets dikker als gisteren gevonden wierd: de lugt was 's morgens helder en de wind zuydoostelijk, dog 's namiddags na 't N:Wte gekeerd en redelijk koel. Wy sloegen 's morgens ten ses uuren weder op weg, passeerden drie uuren daar na de Champagne poortsrivier, en legerden ons ten vier uuren 's namiddags in 't veld aan de Wetsfonteyn van waar | |||||
[pagina *13]
| |||||
Plaat 7
Blz. 76 Kraal van Boesmans. | |||||
[pagina 77]
| |||||
te voorzien. Verscheydene groote miershopen in eenen ruymen omtrek, waren door hun verbroken en weder opgezet, om zig daar agter te verschuylen en 't wild van naby in te wagten, ten eynde hetzelve met hunne pylen te kunnen treffen: op ander plaatsen hadden zy op verscheydene afstanden langs eenen geheelen streek steenen op elkanderen gestapeld, zo dat men zig van verre verbeelde zo veel zittende en staande menschen te zien, waardoor 't wild, gejaagt zijnde, verschalkt werd, ter zyden afwijkt en door de geenen die zich in de passagie verscholen houden, met gemak van naby kunnen werden waargenomen. Ook maken zy diepe gaten met eene overeynd staande scherpe houte pen in 't midden en met takken, ruygte en losse aarde overdekt, om 't gejaagde wild op de pennen te doen neder storten, of ook wel, wanneer de gaten met geene pennen voorzien zijn, levendig te kunnen vangen. Wy hadden 's voormiddags ten half thien uuren de schuilhoek ter regter zyde van ons; en namen ons nagt verblijf om half twe uur aan de Seydsfonteyn omtrent de Plettenbergsrivier, hebbende het gezigt aan de overzyde van dezelve rivier; op de Gordons bergen, onder welke zig een vertoonde in de gedaante van eene Turkse Mosque, waarom dien berg ook de Mosque genaamd werd. Het gantsche land van de Sneeuwberg af na deeze rivier en zoo verre men aan de overzyde der rivier konde zien, loopt met afhellende en opdragende vlaktens voort, tusschen verscheidene niet zeer hoge bergen, zijnde de vlaktens met uytnemend hoog gras overdekt. De Sneeuwberg van zeer wynig wild zijnde voorsien, sagen wy met veel vermaak na het passeeren derzelve onderscheidene zoorten in dit veld, als elanden, quagas, gnous, herten, springbocken, reebocken, hasen, bosch-verkens en velerley gevogelte. Wy begaven ons | |||||
Saturdag den 3de ditoSaturdag den 3de dito met helder, stil en aangename zonneschijn weer na de gemelde Plettenbergs rivier, die wij bevonden tamelijk breet en met zeer groote en diepe gaten uitgespoeld te zijn; in de gaten van de rivier onthouden zig de zeekoeyen in zulk eene menigte, dat men slegts in twee van dezelve gaten, dezen dag 20 stuks stieren, koeyen, en kalveren doodschoot. Dit water dier, welke in beide geslagten de zeekoe werd genaamd, is genoeg bekend dat, zig in 't water ophoud, alleen gras tot voedsel gebruykt en 's nagts op 't land ter weyde loopt, gelijk ons aan de menigte van sporen, en de wegen die dezelve langs de rivier en verder op, expres hielden, volkomen quam te blijken. Wy bleven | |||||
[pagina 78]
| |||||
N:Wtlijk lugje aan de meergem: rivier vertoeven: terwijl de meede getrockene colonisten zig bezig hielden met het speck van de gedode zeekoeyen af te snyden en in te zouten. Ondertusschen vertoonde zig 's namiddags ruym twee uuren lang een zeekoe met haar kalf op den rug, telkens met de kop ten halven en met de kop van 't kalf volkomen boven water; en bleef niettegenstaande de bewegingen en 't geschreeuw dat wy maakten om haar vrees aan te jagen, ons aanhoudent nieuwsgierig aanzien: Den Weledelen Gestr: heer gouverneur hier door aangezet, bragt de koe, met eenen enkelden schoot de kogel zo wel voor in de kop, dat zy opstonds dood weg zonk en 's anderen daags 's morgens aan den oever der rivier opgespoeld gevonden wierd. 's Namiddags wierd ruym twee hondert schreeden van de rivier ten Z:Z:Oten van de mosque een gedenksteen opgeregt, waarop 't wapen en de naam van den Weledelen gestr: heer gouverneur, nevens dit jaar getal uytgehouwen was.Ga naar voetnoot1) |
|