|
-
voetnoot1)
- Peter Kolbe spreekt (Op. cit. I p. 249) over de aan Ludolf gezonden woorden. ‘Door dien deze dwalingen nu ingeslopen en de kentekens van de slagen vergeten zyn, zoo hebbe goed gevonden, by dezelve nog de gene, die ik nog meer in myne aantekeningen vind, daar by te doen, en ze den Lezer van het Alphabet mede te delen, en wel zoo, dat ik my na den eersten letter van het Latyn meen te schikken, en het Hottentotsche daar tegen over te zetten; en waar hier en daar een slag daar by komt, zal ik denzelven met een teken of accent te kennen geven en de Duitsche vertaling daarnevens voegen, zoo als volgt.’ Dan geeft hij van p. 429-435 de hierboven medegedeelde lijst. Hij zegt echter niet dat hij De Grevenbroeck's lijst gebruikte en alleen een andere volgorde koos. Dit blijkt uit Valentijn, (Op. cit. V. II. p. 106) die zegt: ‘Ik heb een Latynsch Tractaat van den Secretaris Grevenbroek gezien, die de moeite genomen had, om zeer breed en fraai niet alleen over hunne zeden en gewoonten, maar ook over hunne taal te schryven, gelyk hy my dat op Stellenbosch in 't jaar 1705 heeft laaten doorlezen .... Ook hebbe verder, om een beter denkbeeld van deze wonderlyke Taal der Hottentots te geven, deze navolgende woorden van hen aangeteekent.’ Hij houdt deze indeling: ‘Naamen der Dieren, Naamen van eenige Vogels, Naamen van eenige Visschen, [waarbij een walvis, zeeleeuw, zeerob, zeekoe en land-schildpad een plaats vinden!] de deelen van een Mensch, Andre zaaken in 't gemeyn, Hunne Verba.’ Valentijn heeft zich vergist bij het overschrijven van de woorden voor ‘een Hottentot, een Swart, of een Indiaan, een Hollander,’ slaat over: ‘Loop weg, Kom hier, Horen, Knorhaan, de Vingers en Teenen, een Heer, Fort, een Luis, Oud worden.’
Daarentegen raakte Kolbe in de war bij de woorden die Valentijn aldus geeft: ‘Kamma Komma, een Schip, of Water-huis.’ ‘Nonnaquas, een schikker, of bereider van iets.’
En hij laat weg: ‘Mutze, groeten.’
‘Khourrou, de opperste God.’
‘Somsoma, spook.’
Jan Willem de Grevenbroeck (Graevenbrouckius) was in 1684 Secretaris van de Raad van Politie en vestigde zich in 1694 als Burger. Hij komt voor in Adam Tas' dagboek. In Journal Historique du Voyage fait au Cap de Bonne-Espérance Par Feu M.l' Abbé de la Caille ... Paris, MDCCLXIII, p. 157 wordt vermeld: ‘M. Grevenbrock, Secrétaire du Conseil de Justice au Cap dans le commencement de ce siècle, homme extraordinaire, avoit fait quelques recherches sur les moeurs & coutumes des Hottentots: après sa mort ses papiers furent remis à Kolbe, qui les compila sans discernement & sans jugement, à ce que disent unanimement les gens d'ici les plus sensés, & nommément M. le Gouverneur, M. Grand-Pré & M. Dessin.’
Kolbe, Op. cit. I. bl. 500, noemt hem ‘een man van byzondere bequaamheid, verstand, en wetenschap, die verscheide voorname Ambassadeurs, en eindelyk hier ook de Illustre Compagnie als Secretaris Politicq heeft gedient, my door zyn Annotatien geleert heeft, welke hy insgelyks gedurende zyn verblyf alhier van de Hottentotten gemaakt heeft...’ Hij kende volgens zijn eigen meedeling Italië; in 1673 zag hij in Latium in het vlakke veld, rechts van de Flaminiese weg uit Toscane komend, niet ver van Civita Vecchia, verpestende uitdampingen; na zijn vertrek uit Rome was op die plek aardbeving geweest. 22 Jan. 1684 was De Grevenbroeck op het schip de Maas van Kamer Rotterdam uitgevaren. Ook was hij te Madrid geweest. Hij kan niet velen van zijn tijdgenoten prijzen, maar is dankbaar jegens Van Rheede, Van Goens, Van Beveren, Daniel Heinsius (oud lid van de Raad van Justitie te Batavia) en Paets, die hij ‘trouwe beoordeelaars mijner daden’ noemt.
In het schip ‘de Purmer’ ging hij naar Indië en keerde terug in het schip ‘de Eenhoorn’. 7 Mei 1685 vergezelde hij Van Goens naar Indië. Hij wenste zijn leven als rustig burger te eindigen; hij schrijft: ‘Na verscheiden streken doorreisd te hebben, terwijl ik thans een hemelstreek bewoon waar ik uw tegenvoeter ben, en mij tevreden houd met een burger begrafenis, hoop ik dat deze vreemde aarde na mijn dood licht op mij drukken zal, daar ik haar niet zwaar ben geweest.’
Een kopie van De Grevenbroeck's studie, 121 bladzijden in klein kwarto groot, maar vrij dicht schrift bevattend, bevond zich in de Sunderlandboekerij, in het paleis bewoond door de Hertog van Marlborough Bij veiling van de boekerij in 1882 werd de Heer C.A. Fairbridge eigenaar van de kopie, die hij ten geschenke gaf aan de South African Public Library te Kaapstad. De studie is in briefvorm, vermoedelik, in 1695, geschreven aan een Amsterdams predikant.
-
voetnoot1)
- Valentijn geeft ‘Hoe quequa, een Kapiteyn.’
-
voetnoot3)
- Valentijn geeft: ‘Dangoh, ook Damoh, of Chana-oena, de Duyvel.’
-
voetnoot2)
- Valentijn voegt er bij: ‘of Yzer Verken.’
-
voetnoot2)
- Valentijn geeft: ‘Koetsrie, een deugeniet.’
-
voetnoot1)
- Valentijn geeft: ‘een Kanon, een stuk Geschut.’
-
voetnoot2)
- Valentijnt geeft: ‘K-akarroe, een Beek.’
-
voetnoot3)
- Valentijn geeft ‘Kaoniqaa, Vogels, in 't gemeen.’
|