Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend[Plannen voor een nieuwe tocht]Kommandeur en Raad (Zacharias Wagenaar was Jan van Riebeeck opgevolgd),Ga naar margenoot+ deden 6 April 1663 verslag aan Heren Bewindhebbers van de expeditie. ‘Hier uyt’, eindigden ze hun missive, ‘dan blijckt claerlijck dat de voorsz. Namaq uas uyt enckel misvertrouwen en vreese d'onse in haer voirder te doene reys gestut en wederhouwen gehadt hebben, ten eynde deselve niet met haer vijanden souden cunnen aenspannen en haer selfs 't samen opt lijff comen vallen; wijgedencken evenwel de voorsz. Lanttocht dit jaer weder te hervatten en met een ander bevelhebber 5 off 6 man meer uyt te senden, dewijle wij nu bevinden dat al de nootwendicheden daer toe dienende, met een wagen cunnen voortgebraght werden, op hoope dat door milde giften aen de Grooten van deselve Namaquas te doen, (daerin Kruythoff tegens belofte al te bekrompen geweest was) als dan wel doorcomen en eens terecht vernemen sullen, wat van de gemelte Riviere Vigita Magna (waer van men dus lange soo veel gesproocken en geschreven heeft) doch eygentlijck wesen mocht.’Ga naar voetnoot3) |
|