Acolastus
(1956)–Guilielmus Gnapheus– Auteursrechtelijk beschermdLatijnse tekst met Nederlandse vertaling
Actvs III.Scena I.Bromia ancilla.
Senarii.
An unquam cuiquam contumeliosiusGa naar voetnoot626. (712).
Audistis factam iniuriam, quam haec est mihi?
Venit ad me Pamphagus. ‘Heus tu,’ inquit, ‘Bromia, cito
Revise, quid moretur Laidem. Annus est,
630[regelnummer]
Priusquam prodeat e gynaeceo.’ ‘Pedes,’Ga naar voetnoot630. (716).
Inquam, ‘foras efFerre vetant negotia
Culinaria.’ Mox corripit fustem, fugam
Ex aedibus ineo. Sane vero, quia
Hunc insignem decoctorem adduxit, satis
635[regelnummer]
Pro imperio agit, neque quisquam eius mores potest
Tolerare. Sed faxo, meminerit huius loci
Atque diei. Secundas res superbiae
Decent, sino. Verum dum coeperit suum
Mutare vultum fortuna, atque hic indigus
640[regelnummer]
Opis nostrae factus fuerit, ναί mortuo
Canet, dum quid supplex petet. Pol gratiam
Habeo tibi, Pantolabe, qui intercesseris
| |
[pagina 151]
| |
Derde bedrijf. Eerste toneel.(iambische vijfvoeters)
Bromia, de meid:
Heb j'ooit gehoord van smadelijker onrecht
dan mij geschiedde? Daar komt Pamphagus
‘Hé, Bromia’, zegt hij, ‘gauw, ga kijken, waarom
715[regelnummer]
Lais zo treuzelt. 't Duurt zowaar een jaar
voor dat ze opdaagt uit de vrouwenkamers’
Het keukenwerk verbiedt me, zeg ik, om
eruit te lopen. Mét pakt hij een knuppel.
Ik vlucht uit huis. Jawel, omdat hij hier
720[regelnummer]
die fraaie bankroetier heeft aangebracht,Ga naar voetnoot634. (720).
speelt hij nu vrijwel de tyran en niemand
kan zijn gedrag verdragen. Maar ik zorg,
dat deze plaats en dag hem heugen zal.Ga naar voetnoot636. (723).
Dat trots bij voorspoed past dat mag dan waar zijn,Ga naar voetnoot637. (724).
725[regelnummer]
maar als eens de Fortuin begonnen is
hem anders aan te kijken en hij hulp
zal nodig hebben, nou, dan zal hij zingen,
als hij mij bidt en smeekt, als voor een dooie!Ga naar voetnoot640. (728).
| |
[pagina 152]
| |
Plagasque averteris. Ut misera sum, cui quidem
Datum est in hanc domum, ubi tot sunt domini, ubi vixGa naar voetnoot644. (732).
645[regelnummer]
Decem coqui suffecerint eduliis
Concinnandis, quae noster hic, si diis placet,
Condus promus modo attulit. Nunc adfatimGa naar voetnoot647. (736).
Habet, quod plenis faucibus helluo voret.
Habet, quod in foedissimam ventris suiGa naar voetnoot649/50. (738/39).
650[regelnummer]
Proluviem mittat, Harpyia obscenissima.
Perstrenue ille quidem officium facit, dum homo
Suavis adducit citharistrias sibi.
Ne non etiam, opinor, camelus saltitet.Ga naar voetnoot653. (743).
Nam Pamphago nihil magis cum fidibus
655[regelnummer]
Quam graculo. Tum Lais, scortum nobile,
Magno quod meret, accersitum est hospiti.
Hos tantos sumptus quis ferret vel satrapes?
Quid Pamphagus? An non certa pestis atque item
Communis pernicies est adolescentulum?
660[regelnummer]
Atat, forte imminet hic cessanti quispiam.
Proin viso, sicubi haeret in via Syrus
Cum Laide. Ut utrumque male perdat Iuppiter,
Per quorum nimiam tarditatem propemodum
Perieram! Papae, gregem ancillarum conspicor
665[regelnummer]
Huc adventare; aedes nostrae vix ceperint.
Ibo illis obviam ac, quid venerim, eloquar.
| |
[pagina 153]
| |
Maar jou, Pantolabus, ben ik heus dankbaar
730[regelnummer]
omdat je tussenbei kwam en de slagen
afweerde! Ach wat ben ik toch ellendig
omdat het noodlot juist me hier in huis bracht,
waar zoveel meesters zijn, en waar tien koks
nauwlijks volstaan de eetwaar te bereiden,
735[regelnummer]
die nu die vent, wanneer de goden 't willen
hofmeester hier en keukenpaus, aansleepte.
Genoeg heeft nu die brasser om te vreten
met volle muil, genoeg die vuile prij
om in de smeerge poel te gieten van
740[regelnummer]
haar maag. Hij doet waarachtig streng zijn plicht
dat fijne heer door voor zich citherspeelsters
te laten komen. Maar de kans is groot
dat het kameel, naar 'k meen, zelfs zo niet danst.
Want Pamphagus weet niets meer dan een kraai
745[regelnummer]
van snarenspel. En dan is voor de gast
die Lais, die beruchte hoer ontboden,
die voor een hoge prijs haar dienst bewijst.
Wie zou zo hoge kosten kunnen dragen
zelfs als Satraap? Wat Pamphagus betreft,Ga naar voetnoot657. (749).
750[regelnummer]
is die niet echt de pest en het verderfGa naar voetnoot659. (750).
van heel de jonglingschap? Ala, daar zit me
terwijl ik talm hier, iemand op de hielen.
Dan maar gaan zien, of Syrus ergens uithangt
op straat met Lais. 'k Wou dat Juppiter
755[regelnummer]
z'ellendig in 't verderf joeg, alle twee,
door wier te groot getreusel 't weinig scheelde
of 'k was verloren. Drommels 'k zie een kuddeGa naar voetnoot634. (757).
dienstmeisjes hierheen komen, nauwlijks zal
ons huis ze bergen. 'k Ga ze tegemoet.
760[regelnummer]
Erheen! En 'k zeg ronduit waarom ik kwam.
| |
[pagina 154]
| |
Actvs III. Scena II.
Lais. Syrus. Bromia.
Septenarii et octonarii.
lais:
Itan te misit Sannio?
syrus:
Misit.
lais:
Me accersitum?
syrus:
Ita.
lais:
Quis tam potens hospes venit mei petitum copiam,
Quae grandem demereo pecuniam?
syrus:
Nescio, nisi quod viri
670[regelnummer]
Adventum herus meus excepit multo humanissime.
lais:
Num quem cenae apparatum vidisti, Syre?
syrus:
Non. Sed Pamphagus
Obsonatum concesserat; hospes omnes sollicitos habet.
lais:
Sat habeo. Pamphagus non inlicit quemquam nisi divitem.
Syre, hem Syre! Quidnam huc conari video Bromiam?
| |
[pagina 155]
| |
Derde bedrijf. Tweede toneel.
Lais. Syrus. Bromia.
(iambische zesvoeters)
lais:
Stuurde jou Sannio͡?
syrus:
Ja.
lais:
Om mij te halen?
syrus:
Ja.
lais:
Wat voor een machtig gast kwam vragen om verkeer
met mij, die slechts mijn diensten bied voor sommen geld?
syrus:
'k Weet anders niet dan dat mijn baas hem bij zijn komst
765[regelnummer]
bijzonder vriendelijk ontving.
lais:
Zeg Syrus, heb je
een maaltijd klaar zien staan?
syrus:
Dat niet, maar Pamphagus
was uit op d'inkoop, allen houdt die gast in touw.Ga naar voetnoot672. (767).
lais:
Genoeg. Die Pamphagus lokt niemand dan een rijke,
hé Syrus, Syrus, ik zie Bromia hierheen komen.Ga naar voetnoot674. (769).
770[regelnummer]
Wat wil ze?
| |
[pagina 156]
| |
syrus:
Huc? Ubi
675[regelnummer]
Ea est?
lais:
Ad nos viam adfectat.
syrus:
Certe. Demiror, quid siet.
lais:
Iubebit nos forsan regredi domum; gravari enim hospitem
Impendiis.
syrus:
Non opinor.
lais:
Subsistemus parum.
bromia:
Lais, iamdudum convivatum te vocat herus. Quin venis?
lais:
Hem, Bromia, venio.
bromia:
At iam venisse oportuit.
lais:
Quid ita? Cedo!
bromia:
680[regelnummer]
Quia omnes accubant, teque unam abesse indignatur tuus
Novicius amator.
lais:
Quid viri est?
| |
[pagina 157]
| |
syrus:
Hierheen? Maar waar is ze dan?
syrus:
'k Ben bepaald benieuwd wat 't is.
lais:
Misschien stuurt z'ons naar huis terug, omdat de gast
de kosten te bezwaarlijk vindt.
syrus:
Dat denk ik niet.
lais:
Laat ons een beetje blijven staan.
bromia:
Lais, de baas
775[regelnummer]
roept je allang aan tafel. Waarom kom je niet?
lais:
Heus Bromia, ik kom.
bromia:
Al lang moest je er zijn.
lais:
Waarom dat? zeg eens op.
bromia:
Allen zijn al aan tafel.
Dat jij alleen ontbreekt ergert je nieuwe minnaar.
lais:
Wat is het voor een man?
| |
[pagina 158]
| |
bromia:
Quid eum tibi praedicem
Aut laudem, Lais? Dignum, sat scio, te arnica dixeris.Ga naar voetnoot681. (779).
lais:
Recte, Bromia. At desiderio mei num nam vere calet?
bromia:
Caleat, rogas? Immo ardet te intime.
lais:
Properemus ocius!
| |
Actvs III. Scena III.
Eubulus. Pelargus.
Octonarii.
eubulus:
685[regelnummer]
Proviso, quid rerum gerat Pelargus, quo pacto ferat
Absentiam gnati, quem tenere adamat gemitque forsitan
Nunc abdicatum, quippe ilium educavit maximo suo
Lahore, post curavit unice sperans stabilem fore
Voluptatem, quam ex illius praesentia acciperet. Satis
690[regelnummer]
Credo, patris ut est ingenium, iam misere sollicitarier
Super salute filii. Id viso, modereturne suis
Curis nimis auxiis, vere sapientem quod virum decet.
pelargus:
Parentis quanta sit sollicitudo erga absentem filium,
| |
[pagina 159]
| |
bromia:
Wat zal 'k hem gaan beschrijven
780[regelnummer]
of prijzen Lais? Zeker weet 'k dat jij zult zeggen
dat hij jouw vriendschap waard is.
lais:
Mooi zo, Bromia.
Maar staat hij van verlangen naar mij echt in vlam?
bromia:
Of hij in vlam staat, vraag je? 'k Zal het beter zeggen
Hij is om jou van binnen vuur.Ga naar voetnoot684. (784).
lais:
Heel gauw er heen dan!
| |
Derde bedrijf. Derde toneel.
Eubulus. Pelargus.
(iambische zesvoeters)
eubulus:
alleen)
785[regelnummer]
Ik wil gaan zien hoe 't met Pelargus staat, hoe hijGa naar voetnoot685. (785).
d'afwezigheid draagt van zijn teerbeminde zoon.
Hij zucht allicht, dat hij hem gaan liet, want hij voedde
hem op met al zijn ijver, alle zorg was laterGa naar voetnoot688 vlg. (788 vlg.).
om hem bij uitstek en hij hoopte dat de vreugd,
790[regelnummer]
die hij vond in zijn bijzijn onverstoorbaar was.
k' Ben overtuigd - zo is een vader immers -, dat hij
reeds bitter is bekommerd om zijns zoons geluk.
'k Ga zien of hij zijn al te bange zorgen matigt,
zoals een waarlijk wijs man toch betaamt te doen.
pelargus:
(alleen)
795[regelnummer]
Leer maar van mij hoe groot de zorg is van een vader
| |
[pagina 160]
| |
Ex me disco. Gnatus quia abdicatus est dudum meus,
Non sustinet animus quiescere, quin is sedulo mihi
695[regelnummer]
Ob oculos, ob mentem versetur. Absentem euro haud secus,
Ac praesentem curavi pridem. Quam vellem Eubulum dari,
Cum quo volupe est de absente commentari filio!
Sed eccum in tempore ipso advenit. Eubule, salve plurimum!
eubulus:
700[regelnummer]
O mi Pelarge, non praevideram te. Si vales, bene est;
Nam hac gratia ad te ibam, quo, quid valeret animus,
discerem.
pelargus:
Omnes mihi curae coeunt.
eubulus:
In quo?
pelargus:
In quo censeas nisi
In gnato?
eubulus:
Num quid audisti de eo, quod nolis, tam cito?
pelargus:
Nihil. Sed quid valeat, miror.
eubulus:
Bene equidem spero.
pelargus:
Utinam!
eubulus:
Quid est,
705[regelnummer]
Quod te sollicitat autem?
| |
[pagina 161]
| |
om zijn afweez'ge zoon. Omdat mijn kind zo lang al
zijn plaats hier prijs gaf, kan mijn hart niet rusten.
Gedurig komt hij mij voor d'ogen en gedachten;
'k heb om wie ging niet minder zorg dan vroeger
800[regelnummer]
om hem die hier was. Zag 'k Eubulus maar weer eens
met wie 'k zo pret ig van mijn verre zoon kan praten. -Ga naar voetnoot697. (801).
Daar zie 'k hem, juist op tijd. Eubulus, hartlijk welkom!
eubulus:
Pelargus, 'k had e niet gezien. Gaat het je goed?
'k Kwam daarom naar je toe, te horen hoe je 't maakte.
pelargus:
805[regelnummer]
Ik zit vol zorg.
eubulus:
Om wie?
pelargus:
Om wie wel anders dacht je,
dan om mijn kind.
eubulus:
Heb je zo snel van hem slecht nieuws?
pelargus:
Niets, maar de vraag klemt hoe hij 't maakt.
eubulus:
Ik hoop van goed.
pelargus:
Was dat maar zo!
eubulus:
Wat is er, wat ontrust je dan?
| |
[pagina 162]
| |
pelargus:
Gnatus.
eubulus:
Minue vero hanc improbam
Curam.
pelargus:
Non possum, Eubule: gnatus est.
pelargus:
Mihi sic est usus.
eubulus:
Si istuc certum est tibi
Sic facere, abiero.
pelargus:
Potius, quam te caream, quicquid iusseris,
Faciam.
eubulus:
In primis, quod, scio, tibi videbitur durum, cave
710[regelnummer]
Nimium sis sollicitus, quando hinc niliilo meliorem feceris
Gnati statum, quin magis, eum fatis totum relinquitoGa naar voetnoot711. (817).
Curandum, a quorum cura neutiquam exciderit. Nec audias
Epicureos, qui contendunt deos nihil mortalia
| |
[pagina 163]
| |
pelargus:
Mijn kind is 't!
eubulus:
Matig toch die boze zorg!
pelargus:
Eubulus,
810[regelnummer]
Ik kan het niet, het is mijn kind.
eubulus:
Goed, maar wat helpt het
je zelf te kwellen?
pelargus:
't Is mijn aard.
eubulus:
Wil je beslist
zo doen, dan ga ik maar.
pelargus:
Liever dan jou te missen
zal 'k alles doen wat jij beveelt.
eubulus:
Vooreerst dan, hoed je,
al weet ik, dat 't je hard schijnt, ál te verontrust
815[regelnummer]
te zijn, omdat je zó de toestand van je zoon
in niets verbetert. Laat eer alle zorg voor hem
aan de voorzienigheid; haar zorg ontvalt hij nooit.
Geloof ook niet d'Epicureeërs, die beweren,
dat goden om wat sterflijk is zich niet bekommren.
| |
[pagina 164]
| |
Curare. Melius Homerus, qui τύχην vagam cum nesciat,Ga naar voetnoot714. (820).
715[regelnummer]
Soli decreto numinis regenda credit omnia.
Tu filium tractasti, dum tempus tulit, ut decuit patrem.
Nunc amandatus est: feras. Satis pro officio feceris,
Aequus si perstet filio animus, de quo quicquid numini
Visum est decernere, laudandum fuerit utroque pollice.Ga naar voetnoot719. (827).
720[regelnummer]
Cum diis quis unquam vel pie pugnavit vel feliciter?
Sane, haud vacabis impietatis crimine, si ultra fas tuam
Extendas sollicitudinem, quando exitum futuri habet
Deus in sua unius manu. Quid hic tantum trepidas miser?
An diffidentia tua voles mendacii reum
725[regelnummer]
Facere deum, nostri qui curam se suscipere perhibet,
Qui capitis nostri etiam pilos omnes in numerato tenet?
Ecquem te ipsum facis, ut ex adverso deo responsites?
An invides ipsi μοναρχίαν rerum mortalium?
Deos quaeso, ut tuam tibi dent mentem.
pelargus:
Cogis tu quidem
730[regelnummer]
Me ire in tuam sententiam. Faciam, ut posthac quietior
Sim. Dulcis interim commemoratio fuerit de filio.
Homo sum, Eubule. Humani nihil a me est alienum.
| |
[pagina 165]
| |
820[regelnummer]
Beter Homerus: ongestadig lot of toeval
kent hij niet, maar gelooft dat alles moet bestuurd
door 't wilsbesluit der godheid slechts. Zolang de tijd
't verdroeg, heb jij je zoon behandeld, als 't een vader
betaamde. Nu liet je hem heen gaan in den vreemde.
825[regelnummer]
Je hebt je plicht voldaan, wanneer je ziel volhardt
in liefde voor je zoon, maar wat de godheid wil
besluiten over hem, dat moet je zeegnend prijzen.
Wie streed ooit als eerbiedig schepsel met de goden,
of had daarbij geluk? Je blijft beslist niet vrij
830[regelnummer]
van de beschuldiging van goddeloosheid, als je
je zorgen uitbreidt verder dan 't je toekomt, immers,
alleen God zelf heeft in zijn band d'afloop der toekomst.
Wat, arme kerel, ben j'in deze zaak zozeer beangst?
Wil je door jouw geloof-tekort soms God beschuld'gen
835[regelnummer]
van leugen, daar Hij immers staande houdt de zorg
voor ons op zich te nemen, God die van ons hoofdGa naar voetnoot726. (836/7).
de haren alle telt? Wie maak jij van je zelf,
dat jij van tegenover twisten zoudt met God?Ga naar voetnoot727. (838).
Benijd je hem 't alleen-bestuur van heel de schepping?Ga naar voetnoot728/9. (839/40).
840[regelnummer]
Ik bid de goden, je bezinning te hergeven!
pelargus:
Jij dringt mij om te denke' als jij. Ik zal mijn krachten
inspannen om voortaan gelatener te zijn,
't Herdenken van mijn kind zal ondertussen zoet zijn.
Eubulus, 'k ben een mens, niets menslijks is mij vreemd!Ga naar voetnoot732. (844).
| |
[pagina 166]
| |
eubulus:
Quaeso, vide,
Ne stulto adfectu exhinc gnatum prosequare, quem quidem putesGa naar voetnoot733. (846).
Zelum illi debitum, cum sint, nolo erres, adfectus mali
735[regelnummer]
Recti specie commendati, unde exspectes non nisi noxiam
Imposturam. Verum gnatus quid dicebat novissimum?
pelargus:
Duobus verbis iussit me longum valere.
eubulus:
Quid ampluis
pelargus:
Nihil.
eubulus:
Num tristis abiit?
pelargus:
Immo laetus, Eubule. Hinc mihi
Lacrimas excussit ille, qui tam frigidus erat in pattern.
eubulus:
740[regelnummer]
Ita comparatum est natura, ut virtutem praesentem minus
Animadvertamus, sublatam vero ex oculis mox invidi
Quaeramus. Quod gnatus minus videt per adulescentiam
Et consulit parum, aetas id correxerit, quando malo
Accepto stultus sapiet. Quid valetudo det commodi,
| |
[pagina 167]
| |
eubulus:
845[regelnummer]
Zie toe, ik bid je, dat je niet van nu je zoon
vervolgt met dwaze liefde, die je zelf wel houdt
voor ijver hem gewijd. Want - 'k wil niet dat je dwaalt -,
slechte gevoelens zijn door schijn van goed aantrekklijk.
En van die ijver kun je anders niets verwachten
850[regelnummer]
dan schaadhjke ontgoocheling. Maar zeg, wat waren
de laatste woorden van je zoon?
pelargus:
Slechts met twee woorden
zei hij vaarwel voor lange tijd.
eubulus:
En verder?
pelargus:
Niets!
eubulus:
Hij ging toch niet bedroefd?
pelargus:
Nee, vrolijk. Juist daardoor
schoten mij tranen in de ogen, dat een zoonGa naar voetnoot739. (854).
855[regelnummer]
zo koud was voor zijn vader.Ga naar voetnoot740. (855/6).
eubulus:
Zó is de natuur,
dat we geen aandacht hebben voor d'aanweez'ge deugd,
maar haar jaloers gaan zoeken als ze uit het oog ging.
Wat nu jouw zoon door zijn nog jong-zijn minder inziet,Ga naar voetnoot742. (858).
te weinig overlegt, dat be ,ert met de jaren,
860[regelnummer]
wanneer de dwaas door slechte ervaring wijs wordt.
| |
[pagina 168]
| |
745[regelnummer]
Aegrotus post intelliget. Nunc ilium paenitet sui.
Nimis impense liber cupivit esse; quod hic erret modo,
Posterius sentiet, cum ad te confugiet, naufragus velut
In tutum portum. Id quod futurum ominor.Ga naar voetnoot748/9. (866/7).
pelargus:
Au, mi Eubule, metuo
Ab omine.
eubulus:
Nihil est, quod metuas; si istuc eveniat, locus
750[regelnummer]
Esto misericordiae.
pelargus:
Non usus veniet, spero.
eubulus:
Spero item
Ergo hercle. Neque eo dico, quod quicquam ilium senserim mali
Dedisse, sed, si quid, ne quid. Quae eius sit aetas, pervides:
In pessima sequax est et in malum propendet pectore
Toto, idque maxime, dum consiliis suis relinquitur.
755[regelnummer]
Quid enim valet, quod in eo est optimum? Malum illud sonticum,
Quod πρωτοπλάστους perdidit patres, vitiavit item istius
Mentem, quo non potest non sollicitarier ad cupidines
Malas, quas et pro consilio Philauti studeat exsequi,
Nisi praesens adsit corrector, qui hunc ad meliora provocet.
| |
[pagina 169]
| |
Wat voordeel de gezondheid biedt, doorzien we later
pas als we ziek zijn, dan berouwt ons d'eigen blindheid.
Te sterk zocht hij de vrijheid: hoe hij daarin dwaalt,
zal hij pas later merken, als hij na de schipbreuk
865[regelnummer]
tot jou als naar de veilge haven vlucht. 'k Voorspel je
dat 't zo gebeurt.
pelargus:
Ach, lieve vriend, de vrees bekruipt me
bij dat voorteken.
eubulus:
Maar er is geen grond voor vrees!
Loopt 't hierop uit, geef dan barmhartigheid haar plaats.
pelargus:
'k Hoop dat het nooit gebeurt.Ga naar voetnoot750 vlg. (869 vlg.).
eubulus:
Mijn hemel, 'k hoop dat ook.
870[regelnummer]
En 'k zeg dit niet hierom, dat ik bemerkt zou hebben
dat hij zich slecht betoonde. Hoe 't daarmee ook sta,
je kent zijn leeftijd, ze volgt graag het slechtste na,
ze neigt met 't hele hart naar 't slechte en dat te meer,
zolang z'aan eigen oordeel over wordt gelaten.
875[regelnummer]
Want wat vermag zelfs 't edelst deel van zijn natuur?Ga naar voetnoot755 vlg. (875 vlg.).
't Gevaarlijk kwaad dat onze eerstgeschapen vaadren
verdierf, schond ook zijn geest; zo moet hij wel de prikkel
volgen der boze lusten, die hij gretig najaagt,
volgens Philautus' raad, tenzij een sterke daar is,
880[regelnummer]
die 't kromme recht buigt en hem roept tot beetre daden.
| |
[pagina 170]
| |
760[regelnummer]
Si nescis: optimus ille corrector deus est, cuius manus
Moderatur omnia et in quo, ut summatim dicam, omnesGa naar voetnoot761/2. (883).
vivimus,
Movemur et sumus, cum sit solus rerum omnium arbiter.
pelargus:
Credo, Eubule, omnia haec tam vere quam studiose orarier:
Quod de Pericle ferunt, Suadela in labiis sessitat tuis.Ga naar voetnoot764. (887).
765[regelnummer]
Cuperem quidem in totum curam gnati exsulantis ponere,
Modo possem.
eubulus:
Fidenti sperata cedunt. Sed nunquid aliud
Me vis, Pelarge?
pelargus:
Ut ad nos devertas, Eubule piissime.
eubulus:
Quando istuc vis, fiat: nolo ullum in me tibi claudi commodum.
| |
Actvs III. Scena IV.
Bromia. Syrus.
Trochaici ϰαταληϰτιϰοί.
bromia:
Gaudeo me defunctam istius cenae laboribus,
770[regelnummer]
Tam negotiosa mihi fuit culina. Postulem,
| |
[pagina 171]
| |
Je weet 't, die opperste verbeteraar is God
die alles met zijn wil regeert en - 'k vat hier samen -
in wien wij allen leven, ons bewegen, zijn,
daar hij alleen beschikker is van alle dingen.
pelargus:
885[regelnummer]
'k Geloof Eubulus, dat je even waar als vurig
dit alles uitsprak. Wat men zei van Pericles
past jou: de Overreding zetelt op je lippen.
'k Zou graag de zorgen om mijn kind in ballingschap
geheel afleggen, als 'k maar kon.
eubulus:
Wie durft geloven,
890[regelnummer]
die ziet zijn hoop vervuld. Maar wenst ge nog wat anders
van mij Pelargus?
pelargus:
Dat jij, allertrouwste vriend,
bij ons je intrek neemt.
eubulus:
Goed, als je dat verlangt.
Geen kans, dat ik je helpen kan, wil ik áfsnijden.Ga naar voetnoot768. (893).
| |
Derde bedrijf. Vierde toneel.
Bromia. Syrus.
(trochaeisch)
bromia:
Fijn, dat 't werk voor deze maaltijd klaar is.
895[regelnummer]
Wat een drukte in die keuken. Mocht het,
| |
[pagina 172]
| |
Si liceret, me oppido lassam refocillare. SedGa naar voetnoot771. (896).
Quid Syrus petitum veniat, miror, cum bellariaGa naar voetnoot772. (898).
Intro inlata sint. Ecquid fit in cenaculo, Syre?
syrus:
Quid fiat, rogas? Cena dubia sese explent atque item
775[regelnummer]
Proluti vino sedent convivae; solus Pamphagus
Ieiunas praetendit fauces, quas vix tandem compleat:
Ventri avaro donat omnia.
bromia:
Credo, nil novum facit.
Nam πολνφάγος est, si quisquam alius. At hospes quid rei
Gerit? An non in raram Laidis formam intentus stupet?
syrus:
780[regelnummer]
Immo ait nescire se, quo pacto amoris sumpserit
Satietatem.
bromia:
Amor nec consilium nec ullum habet modum.
syrus:
Vin, tibi beneficium praestem, Bromia?
bromia:
Maxime.
| |
[pagina 173]
| |
graag zou 'k, hondsmoe als ik ben, mezelf nu
wat opwarmen,
(ze ziet Syrus binnenkomen) Wat komt Syrus zoeken?Wonderlijk! 't Dessert is toch al binnen.
Syrus, zeg hoe gaat het in de zaal?
syrus:
900[regelnummer]
Hoe het gaat? Ze stoppen zich daar vol
weten niet wat maar te kiezen; dronkenGa naar voetnoot774. (901).
zitten alle gasten. Pamphagus alleen
wendt een nuchtre muil voor, die hij nauwlijks
eindlijk vult, zijn gierge buik krijgt alles.
bromia:
905[regelnummer]
Dat geloof ik, zo doet hij niets nieuws;
'n veelvraat is hij immers als geen ander.
Maar wat doet de vreemdling? Zeker staart hij
stom naar die bijzonder mooie Lais?
syrus:
Sterker, hij beweert geen kans te zienGa naar voetnoot780. (909/10).
910[regelnummer]
zat te worden van de liefde.
syrus:
Mag 'k je een pleizier doen Bromiatje?
bromia:
Graag.
| |
[pagina 174]
| |
bromia:
Hem, βρόμιον est.
syrus:
Bibe largius!
bromia:
Ha, ha! Nunquam, quod sciam, vinum bibi meracius.
785[regelnummer]
Hem Syre, vicissim dabo me tibi, quando usus postulat.
syrus:
Postulat nunc et locus et res ipsa et usus.
bromia:
Qui, Syre?
syrus:
Non te clam est, quam parce hic obsonetur, dum quaestus iacet.
bromia:
Scilicet.
syrus:
Nunc contigit, cuius praesentia menstruum
Nobis commeatum commode reponat.
bromia:
Edoce,
790[regelnummer]
Unde id fiat.
| |
[pagina 175]
| |
syrus:
Nou kijk eens hoe dit wijntje smaakt.
bromia:
(drinkend)
Nou dat 's bromium, echt nat van Bacchus.Ga naar voetnoot783. (914).
syrus:
915[regelnummer]
Drink wat flinker.
bromia:
Há! zover 'k kan nagaan,
dronk ik nooit een ongemengder wijntje.
'k Zal voor jou op mijn beurt klaar staan, Syrus,Ga naar voetnoot785. (917).
als ons voordeel er om vraagt.
syrus:
Dat vragen
nu de plaats, de zaak zelf, ook ons voordeel.
bromia:
920[regelnummer]
Hoe dan Syrus?
syrus:
Nu, 't ontgaat toch jou niet,
wat een zuinig kostje men hier nuttigt,
als de winst op 't dieptepunt is.
bromia:
Nee, allicht!
syrus:
Nu viel hij hier binnen, wiens verblijf
ons gemakklijk voorraad voor een maand schaft.
bromia:
925[regelnummer]
Leg me 's uit hoe dat dan moet gebeuren.
| |
[pagina 176]
| |
bromia:
Vah, consilium callidum, si verbera
Lucri facere a Pamphago velimus.Ga naar voetnoot792. (929).
syrus:
Abi sis stultula!
Carptim singulas dapes truncabimus, ne sentiat.
bromia:
Vulpes annosa laqueis, ne erres, capi haud ullis potest.
795[regelnummer]
Tum, quam iracundus, quam plagosus sit Pamphagus, scio,
Praesertim, si eum tentes praeda fraudare escaria.
Ob dapes surreptas ille caelum terrae misceat,
Nec bolum cani famelico haud unquam tuto auferes.
Proin cave, ne ullum tuo tibi iumento accersas malum,
800[regelnummer]
Si sapis. Sed heus, tibi autem!
syrus:
Nam quid est?
bromia:
Quid? Respice!
Lais una cum hospite intervenit.
| |
[pagina 177]
| |
syrus:
Als we samen stilletjes de voorraad
buitenslepen.
bromia:
Bah, een rooftocht houden,
'n heel slim plan hoor, als we slaag verlangen
van die Pamphagus!
syrus:
Loop heen, domoortje,
930[regelnummer]
plundren gaan we stuk voor stuk een hapje
dat hij niets bemerkt.
bromia:
Vergis je niet man,
'n ouwe vos kun j'in geen strikken vangen.Ga naar voetnoot794. (932).
'k Weet hoe driftig en op slaan verzot
Pamphagus is, in 't bijzonder als je
935[regelnummer]
tracht zijn etensbuit hem af te stelen.
Aarde en hemel brengt die vent in opstand
om het kapen van een maal, geen brokjeGa naar voetnoot798. (937/8).
voor een hongerhond zul je ooit veilig
roven. Opgepast dus, als je wijs bent,
940[regelnummer]
dat je niet voor broeder ezel eengeGa naar voetnoot799. (940).
ramp verwekt. Maar hé, let op ij!
syrus:
Wat dan?
bromia:
Wat? Kijk om, de vreemdling saam met Lais
komt daar en wij kletsen nog.
| |
[pagina 178]
| |
syrus:
Enimvero hercule
Intempestive hic subsisto, postquam cubitu hos conspicor
Surrexisse. Procurramus intro, Bromia!Ga naar voetnoot803. (946).
bromia:
I prae, sequar.
| |
Actvs III. Scena V.
Acolastus. Syrus. Lais.
Senarii, septenarii et odonarii.
acolastus:
Hem servule, quisquis es, ades dum! Paucis te volo.
syrus:
805[regelnummer]
Quid me vult hospes magnificus?
acolastus:
Ut, dum siet tempus, voces
Nos ad repotia. Prodeambulabimus istic interim.
syrus:
Factum puta! Nihil aliud vis?
lais:
Manda, lectum ut dapsilem
Concinnet.
| |
[pagina 179]
| |
syrus:
Mijn hemel!
'k Sta hier veel te laat, nu 'k zie dat zij al
945[regelnummer]
opgestaan zijn van het rustbed; Bromia!
gauw naar binnen!
bromia:
Ga jij voor, ik volg wel.
| |
Derde bedrijf. Vijfde toneel.
Acolastus. Syrus. Lais.
(iambische zesvoeters)
acolastus:
Hé slaafje, wie je zijn mag, kom eens hier, ik wouGa naar voetnoot804. (947).
je even spreken.
syrus:
Wat verlangt u machtig heer,
van mij?
acolastus:
Dat jij, wanneer het tijd is, ons komt roepen
950[regelnummer]
voor 't drinkgelag na 't maal; wij wandlen ondertussenGa naar voetnoot806. (950).
hier op en neer.
syrus:
Als u niet méér wilt, 't zal gebeuren.
lais:
Beveel hem om een rijk bed klaar te maken.
| |
[pagina 180]
| |
acolastus:
Heus, genialem insterni lectulum
Dehinc curato sodes, puer!
syrus:
Curabitur promptissime.
acolastus:
810[regelnummer]
Non possum, quin te amplectar, mea vita, mea voluptas
unica.
lais:
Amplectere libens, animule mi Acolaste!
acolastus:
Nunc iuvat
Demum vivere, nunc deleo ex animo omnes aegritudines,
Postquam, o faciem pulchram, te contigit videre et adloqui,
Adesse in unis aedibus cibumque una capere.
815[regelnummer]
Da mihi suavium, si amas me, delicium meum!
lais:
Immo vel decern, ocelle mi.
acolastus:
O libentias vitae, o deum
Voluptates! Quam vernant, quam lenocinantur omnia,
Quae in te et quae circum te video! Digna es, cui bene
faxim libens.
Quidquid possideo, tuum est.
lais:
Habeo pol gratiam tibi,
820[regelnummer]
Passercule mi.
| |
[pagina 181]
| |
acolastus:
Hé knaap,
zorg, wil je, dat een prachtig bruidsbed wordt gespreid
van nu af aan.
syrus:
Er wordt onmiddlijk voor gezorgd.
acolastus:
955[regelnummer]
Ach, lieve Lais, 'k kan niet anders dan j'omarmen,
mijn een'ge vreugd!
lais:
Omhels me, naar 't je lust, mijn hartje.
acolastus:
Nu eindlijk is het heerlijk om te leven, nu
jaag 'k alle kommer uit mijn hart, nu 't mij te beurt valtGa naar voetnoot812. (958).
jouw mooi gelaat te zien, met jou te spreken, samenGa naar voetnoot813/14. (959/60).
960[regelnummer]
met jou te zijn binnen één huis, samen te eten.
Geef me een kus, mijn lievling, als je mij bemint.
lais:
Eén? Nee wel tien mijn schat.
acolastus:
O wellust van het leven,
o goddelijke lust! Hoe bloeiend, hoe verlokkend
is alles wat ik in je en wat ik om je zie!
965[regelnummer]
Jij bent het waard, dat ik je weldoe en met vreugde;Ga naar voetnoot818. (965).
al wat ik heb, is 't jouwe.
lais:
Ik ben je heus heel dankbaar
mijn musjelief!
| |
[pagina 182]
| |
acolastus:
Nunquid poscis? Quidquid id est, dabo. Vis aureum
Spinter, vis flammeum, vis armillas? Dabo.
acolastus:
Vis aurum?
lais:
Torquem istum, mea mentula.
acolastus:
Et istuc et, si amplius optes quicquam dari, dabitur. Mihi
Enim negare amicae quidpiam religio est maxima.
825[regelnummer]
En accipe torquem hunc, aptandum collo tuo tornatili!
lais:
Hem, mi dulcis pusio, quid iam? Satin placeo tibi?
acolastus:
Tune? Etiamsi nihil adiumenti ad pulchritudinem siet,
Forma Venerem exsuperas ipsam. Quid quod, Lais mea, rogo?
lais:
Quid,
Acolaste?
acolastus:
Num me ames?
| |
[pagina 183]
| |
acolastus:
Wil je niets vragen? Wat het zij,
ik geef het. Wil j'een gouden armband of een sluier
van vlammend rood, of braceletten? 'k Geef het.
lais:
970[regelnummer]
Niets van dat alles.
acolastus:
Wil je goud dan?
lais:
'k Wil die keten
van jou, mijn lieveling.
acolastus:
Die krijg je en als je meer
begeert, 't wordt je gegeven. Wat ook maar te weigren
aan jou, mijn lief, zou zwaar me op 't geweten drukken.
Hier, neem mijn keten, pas hem aan je zuivere hals.Ga naar voetnoot825. (974).
lais:
975[regelnummer]
Mijn zoete jongetje, wat nu? Behaag 'k je zo?
acolastus:
Jij mij? Al werd door niets je schoonheid ondersteundGa naar voetnoot827. (976).
Je overtrof in schoonheid Venus zelf. Wat Lais,
Wàt wil ik je toch vragen?
lais:
Wat dan Acolastus?
acolastus:
Of je me liefhebt?
| |
[pagina 184]
| |
lais:
Ludis. Potius me non amem,
830[regelnummer]
Quam tibi desit amor. Hoc tam verum crede, quam te vivere.
acolastus:
Age, credo. Nαί felix ego sum, qui Laidi
Placeam! Osculum, mea lux, hoc melle dulcius est. Meus, obsecro,
Sis animus, quando ego sum tuus.
lais:
Certe nullus mihi carior
Acolasto.
acolastus:
Te vicissim amplector pro dimidio animae meae.
835[regelnummer]
O molles dactyli, o genae libentes, heia ut elegans
Es!
lais:
Quis te quoque spernat, Veneris catelle?
acolastus:
At uror intime,
O mea festivitas.
lais:
Locus est, ubi ardorem hunc tuum
Exstilles. Quid suspiras, corculum?
acolastus:
Te, faustitas mea!
Tu pol meum mihi iecur ulceras amoribus.
| |
[pagina 185]
| |
lais:
Ach je speelt met mij, 'k Zou liever
980[regelnummer]
mezelf niet minnen dan aan jou mijn liefde onthouden.
Geloof het me; dit is zo waar als dat je leeft.
acolastus:
Goed, ik geloof het, O, ik ben gelukkig, ik,
dat 'k Lais mag behagen. Nog een kus, mijn licht!
Zoeter dan honig is je kus. Ach ik bezweer je:
985[regelnummer]
wees míjn ziel, daar ik ben de jouwe!Ga naar voetnoot832. (985).
lais:
'k Weet het zeker
geen ziel is dierder mij dan Acolastus is.
(ze kust hem)
acolastus:
'k Omhels je op mijn beurt als deel van d'eigen ziel.
O zachte vingertjes, o blijde wangen! Lais,
O kind, wat ben je mooi!Ga naar voetnoot835. (989).
lais:
En jij mijn Venushondje
990[regelnummer]
Wie zou dan jou versmaden?
acolastus:
'k Word verbrand van binnen
mijn heerlijk lief.
lais:
Kom, er is plaats die brand te blussen.
Wat zuchtje toch mijn hartje?
acolastus:
Om jou, al mijn geluk!
Ach God, je doet mijn lever pijn van 't liefdesmachten.Ga naar voetnoot839. (994).
| |
[pagina 186]
| |
syrus:
840[regelnummer]
Ita ut iussisti, hospes, toros instruximus.
Quando voles, comissatum intro concede. Omnia
Sunt apparata.
acolastus:
Ehodum ad me! Servus tu quidem spectatus es
Satis, cui res mea curae sit: cape hoc donarium!
syrus:
Bonus
Hercle es vir et perliberalis. Perpetuo me tibi facis
845[regelnummer]
Devinctum hoc beneficio tuo; deos quaeso, ut salvus sies
Nobis in multam aetatem. Quam saepe accidunt,
Quae non ausis sperare! Furtum meditanti in sinus
Inlabitur aurum praeter spem. Salvus sum.
acolastus:
Iamne imus, meum
Nectar, meum mel?
lais:
Quando vis: nulla in me erit mora.
acolastus:
850[regelnummer]
Abeamus, hanc solidam noctem consecratum Veneri.
lais:
Placet.
| |
[pagina 187]
| |
syrus:
(opkomend)
Wij hebben, heer naar uw bevel 't rustbed gespreid.
995[regelnummer]
Ga binnen, als u wilt, voor 't feestgelag, want alles
is klaar.Ga naar voetnoot842. (996).
acolastus:
Kom hier jij. Een beproefde knecht ben jij
die hart hebt voor mijn zaak. Neem dit presentje.
(geeft een goudstuk)
syrus:
U bent waarachtig een goed man en heel vrijgevig.
Die weldaad maakt m'aan u verknocht voor eeuwig,
1000[regelnummer]
Ik bid de goden u tot hoge ouderdom
voor ons te sparen.
(voor zichzelf) Ach hoe dikwijls komt opeensGa naar voetnoot846/7. (1001/2).
wat je niet dorst te hopen. 'k Was van plan te stelen,
daar glijdt het goud boven verwachting m'in de schoot.
Ik ben er boven op!
acolastus:
Kom gaan we nu, mijn nectar,
1005[regelnummer]
mijn honingzoetje?
lais:
Als je wilt, ik ben gereed.
acolastus:
Kom, heel de nacht gewijd aan Venus!Ga naar voetnoot850. (1006).
lais:
'k Wil, ik kom.
|
|