Acolastus
(1956)–Guilielmus Gnapheus– Auteursrechtelijk beschermdLatijnse tekst met Nederlandse vertaling
[pagina 100]
| |
Pantolabus. Pamphagus.
Octonarii omnes.
pantolabus:
Nαί miser ego sum, qui, quod, edam, quaero et id aegre invenio. GulamGa naar voetnoot361. (390).Ga naar voetnoot361. (390).
Habeo extrema fame paene strangulatam, venter inedia
Exhaustus est, stomachus latrat, tum pendulae marcent genae.
Pol dentes pruriunt, me nullus est ieiuniosiorGa naar voetnoot364/5. (393/4).
365[regelnummer]
Neque magis effractus fame. Scabri rubigine
Dentes, labiaque in cena situ loquuntur me famelicum.Ga naar voetnoot366. (395/96).
Quare hunc haberem praesentem deum, placaret qui mihi
Ventrem iratum. Parasiticae artis gnarum optem dari obviam,
Quem sectari liceat, postquam in fumum cineremque versa sunt,
370[regelnummer]
Quae possedi, omnia. Vel e flamma non gravarer impiger
Cibum petere. O Fortuna, ut nunquam perpetuo bona es! Sed hic
Ne est Pamphagus, meo quem iuvi beneficio toties? Is est.
| |
[pagina 101]
| |
Tweede bedrijf. Eerste toneel.
Pantolabus. Pamphagus.
(iambische zesvoeters)
pantolabus:
390[regelnummer]
Ellendig ben ik, 'k zoek naar eten, vind het nauwlijks.
Mijn strot stikt door de felle honger, van het vasten
staat hol de buik, de maag blaft, wangen hangen slap.
Hémel! Mijn tanden jeuken, niemand is zó nuchter,
zó van het hongeren kapot. Tanden roest-schilfrig
395[regelnummer]
en lippen grauw-verweerd tonen den hongerlijder.
Daarom, een helpend god zou zijn, wie deed bedarenGa naar voetnoot367. (396).
mijn kwade buik. 'k Wou dat ik iemand tegenkwam
knap in de tafelschuimerskunst, die 'k kon nálopen,
nu alles wat ik had in rook en as verkeerde.Ga naar voetnoot369. (399).
400[regelnummer]
Zelfs uit het vuur zou 'k rap graag eten willen halen.Ga naar voetnoot370/1. (400).
Ach, dat je gunst, Fortuin, nooit duurzaam is! Maar wat,Ga naar voetnoot371. (401).
is dat niet Pamphagus, die ik zo dikwijls hielpGa naar voetnoot373. (402).
met mijn weldaden? Werklijk ja, hij is het zelf!
| |
[pagina 102]
| |
pamphagus:
Quis hic novus subsistit hospes? Pantolabus est. InsolensGa naar voetnoot373. (404).
Istuc quidem facit. Non possum, quin salutem et conloquar.Ga naar voetnoot374. (406).
375[regelnummer]
O salve plurimum merito tuo, vir optime!Ga naar voetnoot375/6. (407).
pamphagus:
Quid hic negotii tibi? An venis
Obsonatum ad forum cuppedinis? Atqui ea est provinciaGa naar voetnoot377. (409).
Parasitorum.
pantolabus:
Memini. Sed eo res rediit, ut transcurso opus
Mihi sit ad ordinem vestrum.
pamphagus:
Ad nostrum ordinem? Quid audio?
pantolabus:
380[regelnummer]
Sic fors fert.
pamphagus:
Sed turpe est nimis a bubus ad asinos transcendere.
| |
[pagina 103]
| |
pamphagus:
Wie is die ongewone gast, die daar blijft staan?
405[regelnummer]
Pantolabus! Die is dat werkje niet gewoon.
Ik kan niet anders dan hem groeten en aanspreken.
Dag beste kerel! 't Ga je goed, want jij verdient het.
pantolabus:
Ik wens 't jou duizendvoud
pamphagus:
Wat heb je hier te doen?
Kom je op de lekkernijenmarkt voor het dessert?
410[regelnummer]
Maar dat is 't rijk der tafelschuimers.
pantolabus:
Ja dat weet ik,
Maar 't kwam met mij zover, dat ik moet overlopen
tot jullie soort.Ga naar voetnoot379. (412).
pamphagus:
Wat hoor 'k, tot onze soort?
pantolabus:
Zo staat het.
| |
[pagina 104]
| |
pantolabus:
Ut sit. Durum telum necessitas.Ga naar voetnoot381. (414).
pamphagus:
Nihilne est ampluis
Rei?
pantolabus:
Nihil quicquam; abligurivi omnia. Hinc memet foro
Subducens lateo domi hunc totum mensem, ibi vappam
bibo, panem
Atrum voro, inedia ringor, cochlearum instar, vivens miser.
pamphagus:
385[regelnummer]
O me ter felicem, cui tam acre bellum cum penia haud fuit,
Qui suetus sum ut mures alienum semper adrodere cibum.
Quid? An non te piget tam acerbae sortis?
pantolabus:
Non tantum quidem
Pigeret, si modo tuam disciplinam nunc sectarier
Liceret.
pamphagus:
Forsitan liceret, si potis esses adsequi.
pantolabus:
390[regelnummer]
Conarer, ut possem, Pamphage; venter, magister ingeni,
Meos conatus iuverit.
| |
[pagina 105]
| |
pantolabus:
Mooglijk, maar de nood kiest harde wapens.
pamphagus:
415[regelnummer]
Héb je dan niets meer?Ga naar voetnoot382. (415).
pantolabus:
Niets, 'k heb alles opgesnoept,
'k mijd daarom 't net publiek, 'k zit al een maand in huis
ik drink verschaalde wijn, ik vreet alleen zwart brood,Ga naar voetnoot383/4. (417/18).
ik grom van honger, 'k leef ellendig als een slak.
pamphagus:
Wat prijs 'k mezelf driewerf gelukkig, dat ik nooit
420[regelnummer]
zo bitter met de armoe streed, ik ben gewoon
steeds als de muizen aan een anders spijs te knagen.Ga naar voetnoot386. (421).
Maar zeg, verdriet je 't niet, dat zuur bestaan?
pantolabus:
't Zou minder
verdrieten mij, als ik jouw onderwijs mocht volgen.
pamphagus:
Dat mocht misschien, als je in staat was 't te verstaan.
pantolabus:
425[regelnummer]
Ik zou proberen het te kunnen Pamphagus; de maag,Ga naar voetnoot390. (425).
de meester van 't verstand, zou m'in mijn pogen helpen.
| |
[pagina 106]
| |
pamphagus:
Sed nescio, quam feliciter.
pantolabus:
Hem, me vide, ut prolixe agis! Rape me sodes, collegioGa naar voetnoot392 vlg. (428 vlg.).
Tuo inauctorandum, rape, postquam nullam plane artem
calleo,
Qua possim vivere οἰϰόσιτς.
pamphagus:
Au, non sunt inlotis sacra haec
395[regelnummer]
Manibus tractanda.
pantolabus:
Satisne lotus sim, qui corruger fame?
pamphagus:
Specimen tuae des artis oportet, dehinc nostris comitiis
Indictis, si voles, nomen dabis cum plausu et gloria.
pantolabus:
Ea lege, obsecro, me discipulum habe tibi, cui profui,
Re salva saepe, nisi immemor es beneficii accepti.
pamphagus:
Immemor?
400[regelnummer]
Age, suscipio te parasitastrum.
| |
[pagina 107]
| |
pamphagus:
Ik twijfel of 't gelukkig uitvalt.
pantolabus:
Kom nu, zie m'eens aan,
zo vriendlijk als je bent. Haal asjeblieft me snel
bij jou in 't gilde, huur me in, daar 'k geen verstand heb
430[regelnummer]
van enig vak, waarvan 'k thuiszittend leven kan.
pamphagus:
Met ongewassen hand mag dit gewijde werk
niet worden aangevat.
pantolabus:
Ben 'k niet genoeg gewassen,
waar 'k schrompel van de honger?
pamphagus:
Je behoort een proefstuk
te geven van je kunsten, daarna zul je, zogewenst,
435[regelnummer]
in de vergaadring van het gilde met applaus
en lof als lid worden geboekt.
pantolabus:
Ik smeek je dan
op die conditie in de leer te mogen komen
bij jou, die 'k in mijn goede tijd zo dikwijls hielp,
als je d'ontvangen weldaan niet vergeten bent.
pamphagus:
440[regelnummer]
Vergeten? Kom ik neem je aan als schuimersknechtjeGa naar voetnoot400. (440).
| |
[pagina 108]
| |
pamphagus:
Ut me observes sedulo.
pantolabus:
Qui dum?
pamphagus:
Seria
Curanda sunt.
pantolabus:
Quid seria? Securus quonam ferrer pede,
Seria curavi nunquam, nisi seria ventris negotia
Appellites.Ga naar voetnoot404. (445 vlg.).
pamphagus:
Scilicet.
pantolabus:
Istuc persuadeas Catonibus
405[regelnummer]
Rigidisque σοφοῖς, si quid vales oratione.
pamphagus:
Pro suo
Illi sapiant ingenio, non equidem invideo, nobis item
Palatum neutiquam desipit. Hic et nos φιλόσοφοι sumus
| |
[pagina 109]
| |
pantolabus:
Heb dank, bij Pollux! En wat wil je, dat 'k nu doen ga?
pamphagus:
Let ijverig op mij!
pantolabus:
Waartoe?
pamphagus:
't Geldt ernstige zaken
pantolabus:
Wat ernstig? Onbekommerd, waar mijn voet mij heendroeg,
heb ik nooit d'ernst betracht, tenzij je ernstig noemt
445[regelnummer]
de zaken van de maag.
pamphagus:
Allicht!
pantolabus:
Bewijs dat aan
de Cato's en de strenge wijze', als je kunt pleiten.Ga naar voetnoot404. (446).
pamphagus:
Laat die maar wijs zijn naar hun aard, 'k misgun het niet
maar ons verhemelt' is ook geenszins zot. Hier, man,
zijn wij ook filosofen, uit Aesopus' schoolGa naar voetnoot407. (449).
| |
[pagina 110]
| |
Aesopici Gnathonicique, cuius sectae plurimosGa naar voetnoot408. (452 vlg.).
Clientes in forum producimus.
pantolabus:
Quibus sed ducibus
410[regelnummer]
Freti?
pamphagus:
Magnis: Epicuro, Aristippo, Catiis et Apiciis.
pantolabus:
Duces illi haud sunt paenitendi per genium; perdoctus es,
Laudo. Sed ad seria redi.
pamphagus:
Recte. Nescis, quae viderim
Insomnia.
pantolabus:
Falsa?
pamphagus:
Non opinor. Post medium noctis ferunt
Vera esse somnia, cum sumus purgatiores scilicet.
pantolabus:
415[regelnummer]
Intellego. Sed narra somnium.
| |
[pagina 111]
| |
450[regelnummer]
en Gnatho's; velen voeren wij uit diens gevolg
ter markt.
pantolabus:
Wie zijn voor jullie de vertrouwde leiders?
pamphagus:
Grote figuren, Epicurus, Aristippus,
mannen als Catius en als Apicius.
pantolabus:
Dat, bij mijn genius, zijn leiders, die je nooit
455[regelnummer]
berouwen zullen, jij bent knap hoor, alle lof!
maar keer terug tot d'ernst.Ga naar voetnoot412 vlg. (456 vlg.).
pamphagus:
Juist, weet je wat voor droom
ik had?
pantolabus:
Bedrieglijk zeker?
pamphagus:
Ik geloof van niet.
Men zegt na middernacht zijn onze dromen waar,Ga naar voetnoot413/14. (458).
wanneer de maag wat minder vol is.Ga naar voetnoot414. (459).
pantolabus:
Dat begrijp ik.
460[regelnummer]
Vertel je droom dan.
| |
[pagina 112]
| |
pamphagus:
Hodie constrato in toro
Videbar ad mensam plenam lautusque nnctusque accumbere.
Cerealem dixisses cenam: hinc velut e pleno cornu datum,Ga naar voetnoot417. (462).
Et quod ederem et quod potarem. Inde adeo, in digitos pedis mihi
Standum erat, ut de summo quicquam peterem. Vis dicam?
Dis quidem
420[regelnummer]
Videbar, cui adfluerent bonae undique deliciae.
pantolabus:
Tam grata sunt,
Quae memoras, ut dentes venterque hinc gestiant mihi.
Vigilans
Vis ausim optare, dormiens quae somnias.
pantolabus:
Vah somnium hominis! Quae narrat?
pamphagus:
Quid hoc? Satin tibi placet?
pantolabus:
425[regelnummer]
Vereor, ne laevus hic augur sis.
| |
[pagina 113]
| |
pamphagus:
Wel ik zag mezelf vandaag
aanliggen op een rustbed aan een volle tafel,
gewassen en gezalfd, een feestmaal zou je zeggen.
Als uit een hoorn des overvloeds werd daar geschonken
te eten en te drinken. Op mijn tenen moest ik staan
465[regelnummer]
- zoveel was 't - om van bovenaf me iets te pakken.
Wil je het nader horen? 'k Leek op een der goden
voor wie van alle kant toestroomden lekkernijen.
pantolabus:
Zo heerlijk is wat je daar opsomt, dat mijn tanden
en maag ervan gaan smakken. Wakend durf ik dat
470[regelnummer]
ternauwernood te wensen wat jij slapend droomt.
pamphagus:
Hoor verder! 'k Weet niet wat mij voor geluksaanwijzing
de dobbelstenenworp, die ik toen zag, voorspelt.
pantolabus:
Bah wat zegt ons een mensendroom!
pamphagus:
Zeg, wat bedoel je;
bevalt 't je niet genoeg?
pantolabus:
Ik maak me bang, dat jij
475[regelnummer]
hier 'n linkse augur bent.Ga naar voetnoot425. (475).
| |
[pagina 114]
| |
pamphagus:
Nil credis, nisi quod vides?
Abi in malam crucem dignus, quem nunquam sanctaGa naar voetnoot426. (476).
Saturitas
Beet, cum istac tua incredulitate.
pantolabus:
Obsecro, famelicum
Meum ventrem fac somniis tuis satures, si quid habent
pamphagus:
Inrides?
pantolabus:
Non rideam, quod carbonarias opes
430[regelnummer]
Pro germanis ostentes, somniis felix? Ridiculum!
pamphagus:
Age,
Ridiculum sit, quando ita lubet! Porro, quam non sim
stultulus
Vates, videbis, dum fiam hinc cellarius cuiuspiam
Nummatioris domini, opulentia cuius construxero
Tam largum ventri commeatum, ut si regum sim maximus.
pantolabus:
435[regelnummer]
Hic, credo, vigilans somniat. Pamphage, beatum me in tuo
Regno tum, quaeso, facias.
| |
[pagina 115]
| |
pamphagus:
Hou je dan niets voor waar
dan wat je ziet? Loop naar de duivel, nooit verdien je
met je ongeloof, dat jou de heilge zatheid zaligt.
pantolabus:
'k Smeek dat je met die dromen, als ze iets vermogen
mijn hongerbuik verzadigt!
pamphagus:
Maak je 't nu belachlijk?
pantolabus:
480[regelnummer]
Zou ik niet lachen, dat je schatten, die maar lucht zijn,
als echte toont, met dromen ons geluk wilt brengen?
Het ís belachelijk!
pamphagus:
Voor mijn part, als 't jou lust.
Maar anderzijds, dat 'k niet zo'n zot profeet ben,
dat zul je zien, als ik van nu de keldermeester
485[regelnummer]
word van een schatrijk heer, van uit wiens overvloedGa naar voetnoot433. (485).
ik voor mijn maag zo grote bergen spijs opeenhoop,
als was 'k de grootste vorst.Ga naar voetnoot434. (487).Ga naar voetnoot435. (487/8).
pantolabus:
(voor zichzelf) Hij staat, lijkt mij, te dromenmet open ogen. Pamphagus, asjeblieft, maak mij
gelukkig in jouw rijk!
| |
[pagina 116]
| |
pamphagus:
Vel primus eris apud me, si probe
Aduleris.
pantolabus:
Sed unde plebiscita ordinis vestri petam?
pamphagus:
Unde, rogas? A Terentiano illo Gnathone principe
Viro.
Hic te opus fuerit interprete optimo: nemo artifex
440[regelnummer]
Nascitur.
pantolabus:
Operam meam tibi dico.
Age doctoris suscipe
Partes.
pamphagus:
Nolo arbitrum quemquam esse nobis. Sed pone
fabricam hanc!
Tutus locus est, ibi elementa dabo. Fac te docibilem probes
Discipulum.
pantolabus:
En aurem utramque surrigo ad magistri
dogmata.
| |
[pagina 117]
| |
pamphagus:
Zelfs d'eerste zul je zijn,
490[regelnummer]
als je goed vleit.
pantolabus:
Waar haal 'k de wetten van jouw gilde?
pamphagus:
Waar, vraag je? Wel bij Gnatho, de beroemde leiderGa naar voetnoot437. (491).
de Terentiaan, maar hier zal je onmisbaar zijnGa naar voetnoot438. (492/3).
een puik uitlegger, niemand wordt artiest geboren.
pantolabus:
'k Beloof je ijvrig werk. Neem jij de rol van meester.
pamphagus:
495[regelnummer]
We moeten hierbij geen getuige. Achter die werkplaats
is wel een veilge plek, daar zet ik de beginslen
uiteen, toon jij je maar een leerzame discipel.
pantolabus:
Zie eens, ik spits mijn oren beî naar 's meesters leer!
| |
[pagina 118]
| |
Actvs II. Scena II.
Philautus. Acolastus.
Senarii.
philautus:
Quid haec, Acolaste, prae ut ilia, quae pater dedit?Ga naar voetnoot443. (499).
acolastus:
445[regelnummer]
Pater futtilis est, somnium, iners: valeat! Magis
Tua me, Philaute, dicta stimulant.
philautus:
Fac tibi
Fidas! Quodcumque inciderit in mentem, voles.
Te ipso fruere! Spes omnis in te sit tibi!
Sic vives felix ac beatus.
acolastus:
Altius
450[regelnummer]
Haec cordi haerent, quam ut momento levi excidant.
philautus:
Macte es virtute.
acolastus:
Iam vale, Philaute mi!
philautus:
Vale, longum vale, Acolaste optime maxime!
| |
[pagina 119]
| |
Tweede bedrijf. Tweede toneel.
Philautus. Acolastus.
(iambische vijfvoeters)
philautus:
Wat vindt je hiervan Acolastus, naast
500[regelnummer]
je vaders lessen?Ga naar voetnoot445/6. (500/501).
acolastus:
Hij is onbeduidend,
een slappe dromer, weg daarmee, joúw woorden,
Philautus, vuren m'aan.
philautus:
Bouw op jezelf!
Wat je maar inviel, wil dat en genietGa naar voetnoot447. (503).
j'eigen bestaan, verwacht toch alles van jezelf.
505[regelnummer]
Zo zul je vruchtbaar en gelukkig leven.
acolastus:
Dieper beklijft dat in mijn hart dan dat
't mij door een lichte invloed zou ontvallen.
philautus:
Geluk met deze moed!Ga naar voetnoot451 vlg. (508 vlg.).
acolastus:
Vaarwel Philautus!
philautus:
Vaarwel voor lang mijn beste Acolastus! (Philautus af)
| |
[pagina 120]
| |
acolastus:
Quam me Philautus vi sua totum occupet,
Si maxime dicam, nemo credat tamen,
455[regelnummer]
Adeo in illum velut effusus sum pectore.
Quo fit, nulla ut hinc capiar paenitudine
Mei, ut mihi ignoscam et mihi placeam nimis.
Quis hoc statu me non beatum praedicet?
Superest, ut iter ingressus haec mea gaudia
460[regelnummer]
Tester festiva, quam paro, cantiuncula.
acolastus canit:
O dies festus niveo lapilloGa naar voetnoot461 vlg. (519 vlg.).Ga naar voetnoot461. (519).
Dignus, o lucis facies serena,
Qua licet demum positis suave
Vivere curis!
465[regelnummer]
Nunc iuvat laute Genium fovere,
Nunc iuvat sacrae Veneri litare,
Nunc iuvat ludos et amoena carni
Gaudia ferre.
Exsulat tergo monitor severus,
470[regelnummer]
Et iugum collo iacet, o, remotum,
Libero quovis pede iam licebit
Tendere gressus.
Qui tuli multos dominos iuventae,
Qui iugo solvi toties cupivi,
475[regelnummer]
Liber, emissus manibus parentis
Vivo beatus.
| |
[pagina 121]
| |
acolastus:
510[regelnummer]
Al zou ik 't zweren, niemand zou 't geloven,
hoe die Philautus mij gans in zijn macht heeft.
Zozeer gaat heel mijn hart nu naar hem uit.
Daar volgt uit, dat van nu aan 'k nooit berouw
over mijzelf heb, m' elke daad vergeef
515[regelnummer]
en bovenmate met mij zelf content ben.
Wie zou niet m'in die staat gelukkig noemen?
'k Wil nu dan, waar 'k de tocht begin, mijn vreugd
betuigen met de inzet van een feestlied.
Acolastus zingt (sapphische strofen):
Dag van feest, het merk van een sneeuwwit teken
520[regelnummer]
waardig, en gij helder gelaat der zonne,
heden mag ik, los van de zorgen, eindlijk
't leven genieten.
Heerlijk nu de levenslust warm te koestren!Ga naar voetnoot465. (523).
Heerlijk nu te offren aan heilge Venus!
525[regelnummer]
Heerlijk nu aan spel en verrukklijk blij-zijn
't lichaam te wijden!
Achter blijft, gebannen, de strenge maner.
't Juk, de hals ontnomen, ligt neergesmeten.
'k Zal met vrije voet, waar ik wil, mijn schreden
530[regelnummer]
nu mogen richten.
Ik, die vele meesters der jeugd geduld heb,
los te zijn van 't juk zo gedurig wenste,
vrij ontkomen dwingende vaderhanden,
leef nu gelukkig.
| |
[pagina 122]
| |
Gestiens adsit iuvenum corona,
Plaudat et sortem hanc mihi gratuletur,
Concinant Musae celebres canora
Carmina voce!
| |
Actvs II. Scena III.
Pamphagus. Pantolabus. Acolastus.
Octonarii.
pamphagus:
Quid haec tibi videntur?Ga naar voetnoot480. (539).
pantolabus:
Rara profecto mysteria.
pamphagus:
Vide, ut contineas.
pantolabus:
Accurate omnia. Memorem me senties.
Sed unde escaria nobis est venatio? Ubi cadaver est,Ga naar voetnoot483/4. (542/3).
Quod adcurramus vultures? Nam vel lupo esurientior
485[regelnummer]
Sum.
pamphagus:
Quod de somnio iamiam dixi, meministin obsecro?
pantolabus:
Memini.
pamphagus:
Hinc te bene sperare iubeo.
| |
[pagina 123]
| |
535[regelnummer]
Kom nu juublend, reikrans van jongelingen,
klapt en wenst geluk me, dat dit mijn deel werd.
Heft eenstemmig klankrijke liedren mee aan,
Roemrijke muzen!
| |
Tweede bedrijf. Derde toneel.
Pamphagus. Pantolabus. Acolastus.
(iambische zesvoeters)
pamphagus:
Wat denk j'ervan
pantolabus:
't Zijn waarlijk vreemde, wondre zaken
pamphagus:
540[regelnummer]
Zie dat je 't vasthoudt!
pantolabus:
Alles, punctueel! Bemerken
zul je mijn best geheugen! Maar onze etensjacht
waar vangt die aan? Waar ligt het lijk, waar we als gieren
op af gaan moeten. 'k Heb meer honger dan een wolf!
pamphagus:
Bedenk nu, asjeblieft, wat 'k straks zei van mijn droom
pantolabus:
545[regelnummer]
Ik weet het.
pamphagus:
Heb dan goede hoop
| |
[pagina 124]
| |
pantolabus:
Sperare autem, cum nihil
Sit, quod edatur?
pamphagus:
Mane, mane! Non spem meram, sed
rem dabo.
pantolabus:
Promissis quis non dives esse possit?
pamphagus:
Offam faxo in os
Tibi obiecero: nisi enim me omen laetum fallit, nanciscimur
490[regelnummer]
Hodie herum, qualem volumus, qui nos accipiat lautissime.
Hem, ad Rostra te voco.
pantolabus:
Quid illo?
pamphagus:
Ut videam, num qui venerint
Legati aut hospites nobis.
pantolabus:
Malim ad cuppedinarios
Vocarier; nam differot fame.
pamphagus:
Ah, quam plumbeus es! Lucri
Bonus odor illinc adflavit nares meas.
pantolabus:
Si odoribus
495[regelnummer]
Et somniis ventrem pascas, quid adhuc famescere me sinis?
pamphagus:
Heus tu, ne spera communem tibi sortem, nisi sequeris.
| |
[pagina 125]
| |
pantolabus:
Hoe moet ik hopen,
wanneer er niets te eten is?
pamphagus:
Wacht, wacht, 'k geef niet
slechts hoop, ook waar.
pantolabus:
Wie kon niet met beloften rijk zijn?
pamphagus:
Ik zal j'een kluif bereiden en je mond toewerpen.
Want als 't goed voorteken niet liegt, krijgen wij nu
550[regelnummer]
een heer, zoals we wensen, die ons gul ontvangt
Kom, naar de hoofdmarkt!Ga naar voetnoot491. (551).
pantolabus:
Waarom dáárheen?
pamphagus:
Om te zien,
of geen gezanten kwame' of vreemden, ons tot gastheer.
pantolabus:
Roep liever naar de fijne bakker, 'k barst van honger
pamphagus:
Wat ben jij stomp! Er waait een lekkre lucht van winst
555[regelnummer]
vandaar mijn neus toe.
pantolabus:
Zeg, als jij met geur en dromen
je maag voedt, waarom laat je mij dan almaar hongren?
pamphagus:
Hoor eens, hoop op geen aandeel, als je mij niet volgt.
| |
[pagina 126]
| |
pantolabus:
Sequor vel ad manes imos, si iusseris.
acolastus:
Nunc gaudeo
Superasse me viarum omnes crepidines. Cedant gravesGa naar voetnoot498. (559).
Curae, maeror facessat, optato in portu cum navigem.Ga naar voetnoot499. (561).
500[regelnummer]
Posthac quicquid libet, licebit protinus; sub pectore
Quicquid tacitus versabo, id in linguam, mox in manus
Licenter derivabitur, neque obstrepet quisquam meis
Studiis, ut hactenus obstitit durus pater, a quo me exsulem
Meapte sponte reddidi, ne sit corrector amplius.
505[regelnummer]
Iam id adfectabo, ut adsurgant omnes venienti, dexteras
Iniciant, comissatum ducant, denique delibutus utGa naar voetnoot506. (570).
Vivam perpetuis gaudiis. Tum vel multo auro adiunxero
Omnes mihi. Monarcha sic regnabo praepotens. Quid? An
Non albae filius gallinae iure censear, optimis
510[regelnummer]
Plane prognatus ovis? Nullis cessero, ne diis quidem,
Postquam meus Philautus subiecit mihi boni et mali
Rationes omnes, quas ad unguem teneo. Porro autem obviam
Optem dari hospitem amicum, qui me magnifice tractet, virum
Sane omnibus modis dignum, cui omnes optata omnia ferant.
515[regelnummer]
Quod si me nossent, qui siem, gregatim ad me concurrerent
Cuppedinarii, coqui, fartores, unguentarii,
Pomarius, piscator, auceps, leno cum scortis valens.
pamphagus:
Pantolabe, quem procul huc video adventare?
| |
[pagina 127]
| |
pantolabus:
Ik volg als je beveelt tot 't diepste schimmenrijk.
acolastus:
(opkomend)
Hoe heerlijk dat 'k nu elke hindernis der reis
560[regelnummer]
te boven ben! Op zij nu ernstige zorgen, weg
verdriet, mijn schip is nu in de gewenste haven.
Wat 'k voortaan wens, zal daadlijk mogen; wat ik zwijgend
denk in mijn hart, vindt vrij zijn weg naar mond en hand.
Niemand verheft voortaan zijn stem tegen mijn lusten,
565[regelnummer]
zoals tot nu mijn strenge vader zich verzette,
van wie 'k mij eigenwillig balling maakte, opdat
hij mij niet meer bevit. Nu ga ik hiernaar streven,
dat allen opstaan bij mijn komst, mijn handen drukken,
m'in feeststoet begeleiden, eindlijk dat ik leef
570[regelnummer]
dronken van vreugd altijd. 'k Zal met mijn vele goud
allen beslist aan mij verbinden. Als een machtig vorst
zal ik regeren. Wat? Moet 'k niet terecht de zoonGa naar voetnoot509. (573).
geoordeeld worden van een witte hen, gesproten
uit opperbeste eieren? Voor niemand, zelfs geen goden
575[regelnummer]
ga ik opzij, nu mijn Philautus mij van goed en kwaad
volledig inzicht schonk, dat 'k nu haarfijn bezit.
'k Zou nu een vreemde als vriend ontmoeten willen, die
mij schitterend ontvangt, daar 'k alleszins verdien,
dat allen m'elke wens vervullen. Wisten z'immersGa naar voetnoot514. (579).
580[regelnummer]
maar wie ik ben, in troepen snelden z'allen aan,
koekbakkers, koks, poeliers en zalfverkopers, ookGa naar voetnoot515. (581).
wie fruit, vis, vogels vent, de kopplaar met zijn deernen!
pamphagus:
Pantolabus, wie zie 'k van ver hier naadren?
| |
[pagina 128]
| |
pantolabus:
Nescio, nisi
Ad mercatum venit hic peregrinus hospes, ut apparet.
pamphagus:
Bene
520[regelnummer]
Habet. Hinc nobis, quod spero, materia certi aucupii datur.
Exprompta nunc opus est astutia.
pantolabus:
Mi Pamphage, zonam habet.
pamphagus:
Zonam?
acolastus:
Sed neminem hic video.
pantolabus:
Audin, quid dicat?
pamphagus:
Vult noscier -
acolastus:
Quonam devertam, cogito.
pamphagus:
Et hospitem quaerit.
pantolabus:
Cinaedus est
525[regelnummer]
Ex vultu et filo corporis.
pamphagus:
Praeda haec nostris est unguibus
Digna. A tergo me huic inseram.
pantolabus:
Quid me autem?
| |
[pagina 129]
| |
pantolabus:
't Schijnt
een vreemdling, die ter markt komt, anders weet ik 't niet.
pamphagus:
585[regelnummer]
Mooi, daar is de verbeide kans op zeekre vangst!
Nu slimmerds ons getoond!Ga naar voetnoot521. (586).
pantolabus:
Hij draagt een gordelbeurs
pamphagus:
Een beurs?
acolastus:
Maar 'k zie hier niemand
pantolabus:
Hoor je wat hij zegt?
pamphagus:
Hij wenst een kennismaking.
acolastus:
'k Peins, waar aan te kloppen.
pamphagus:
Hij zoekt een gastheer.Ga naar voetnoot524. (589).
pantolabus:
't Is een slappe losbol, kijk maar
590[regelnummer]
naar zijn gezicht en zijn figuur.
pamphagus:
Een waardge prooi
voor onze klauwen! 'k Klamp van achtten aan,
pantolabus:
En ik?
| |
[pagina 130]
| |
pamphagus:
Fac, verbis meis
Subservias, ut hinc nostro in albo te dignum habeas locum.Ga naar voetnoot526/7. (592).
Hospes bone, hospes clare, iubeo te salvere plurimum.
pantolabus:
Propino tibi salutem plenis faucibus, vir optime.
pamphagus:
530[regelnummer]
Facete, laute, lepide istuc tene.
acolastus:
Vicissim comprecor
Vobis laeta omnia, quicumque estis.
pamphagus:
Magnam mehercle gratiam
Omnes merito habemus tuae isti humanitati.
pantolabus:
Vir bonus
Es ex habitu.
pamphagus:
Sed in his quam ob rem peregrinaris regionibus?
acolastus:
Huc me gravis tempestas impulit meorum adfectuum.
pamphagus:
Ecquo destinabas iter?
| |
[pagina 131]
| |
pamphagus:
Steun jij mijn woorden, dat je nu in 't gildeboek
jezelf een plaats verdient,
(tot Acolastus) Waarde, vereerdevreemdling
mijn allerbeste groet!Ga naar voetnoot529. (594).
pantolabus:
Ik drink op uw geluk, o edel heer,
595[regelnummer]
uit volle keel.Ga naar voetnoot530. (595).
pamphagus:
Leuk, prachtig, slim, ga zo maar door!
acolastus:
Van mijn kant wens 'k u, wie u zijn moogt, alle voorspoed.
pamphagus:
Voorwaar, wij zijn u allen grote dank verschuldigd
voor zulke vriendlijkheid.
pantolabus:
Uw uiterlijk verraadt
een edel heer.
pamphagus:
Waarom bereist u deze streken?
acolastus:
600[regelnummer]
De zware storm van mijn verlangen dreef mij hierheen.
pamphagus:
Waarheen dacht u te reizen?
| |
[pagina 132]
| |
pamphagus:
Istuc hic licebit commodissime.
Si nescis, hic habitant omnis generis Veneres et Gratiae.
pantolabus:
Hic oenopolia, myropolia, pharmacopolia stabulant.
pamphagus:
Neque hic desiderabis musicum concentum.
acolastus:
Sane auspicato, ut audio, huc detuli pedem,
540[regelnummer]
Ubi frontem exporrigam. Vobis nomen dabo.
pamphagus:
Nomen tuum
Quod est?
acolastus:
Nomen? Acolastus.
pamphagus:
Acolastus? Vah, nomen convenit!
| |
[pagina 133]
| |
acolastus:
Waar ik maar mag leven
volgens mijn lusten.
pamphagus:
Hier zal dat u makklijk vrijstaan.
Als u 't niet wist, hier wonen Venussen en Gratiën
van alle slag.
pantolabus:
Wijnzaken, winkels van parfums
605[regelnummer]
en van gezondheidskruiden vindt u hier gevestigd.
pamphagus:
Ook aan concerten geen gebrek!
pantolabus:
Een overvloed
van pretjes wacht u hier.
acolastus:
Een goed gesternte voerde,
naar 'k hoor, mij hier, waar ik het voorhoofd mag ontrimplen.Ga naar voetnoot540. (608).
Maar, laat 'k mijn naam u noemen.
pamphagus:
Wel, hoe luidt die naam?
acolastus:
610[regelnummer]
Mijn naam? 't Is Acolastus
| |
[pagina 134]
| |
pantolabus:
Hem, noster es.
acolastus:
Certe, quod vester sim repertus, gaudeo.
Sed nullane spes est potiundi hic principatus?
pamphagus:
Maxime.
In primis ista corporis tui forma heroica placet,
545[regelnummer]
Tum mores, indoles, cultus et disserendi gratia
Magno te ortum loco arguunt.
pantolabus:
A capite ad talos pulcher es.
pamphagus:
Immo, dum te contemplamur fixius, divina elucet in
Te quaedam maiestas.
pantolabus:
Non sentit caudex palpum obtrudier.
pamphagus:
550[regelnummer]
Hem, regem hunc esse oportet.
pantolabus:
Scilicet, tot clarum dotibus.
| |
[pagina 135]
| |
pantolabus:
Je bent de onze hoor!
acolastus:
Natuurlijk
ben 'k blij, in jullie kring te worden opgenomen
Maar mag 'k niet hopen hier de leiding te veroovren?
pamphagus:
Beslist; in d'eerste plaats bevalt ons je figuur.
615[regelnummer]
Die is heroisch, voorts getuigen zeden, inborst,
beschaving en welsprekendheid een hoge afkomst.
pantolabus:
Van top tot teen vind ik je prachtig.
pamphagus:
Sterker, als we
je strakker aanzien, schijnt een majesteit van goden
van j'af te stralen.
acolastus:
Niets is er aan mij, dat allen
620[regelnummer]
niet hoog beminnen, 'k Leef en heers.
pamphagus:
Die man moet koning zijn!
pantolabus:
Vanzelf, iemand zo rijk begiftigd!
| |
[pagina 136]
| |
acolastus:
Si nosceretis, quid mecum portem boni, tum istuc magis,
Scio, diceretis.
pamphagus:
Quid id est?
pantolabus:
Virtutes omnes narra tuas,
Ut hinc orneris.
acolastus:
Agedum, appendite zonam auro multo gravem.
pamphagus:
Hui, tam graves auro loculos?
pantolabus:
Quid audio? Aurumne habet?
pamphagus:
Habet.
pantolabus:
555[regelnummer]
Ego te, si nescis, auri ἐγϰώμιον possim docere.
acolastus:
Dic.
pantolabus:
Pulcherrima aurum faustitas mortahbus. Hoc te diis parem
Facit; hoc qui habet, repente honoratus, clarus, sapiens, item
Rex splendidus fit.
| |
[pagina 137]
| |
acolastus:
Wisten jullie
wat ik aan goeds meebreng, je zou 't nog luider zeggen.
pamphagus:
Wat is 't?
pantolabus:
Vertel ons je voortreflijkheden alle,
625[regelnummer]
opdat j'er eer van hebt.
acolastus:
Kom dan, voel deze gordel
hoe zwaar hij weegt van 't vele goud.
pamphagus:
Wát, is die tas
zo zwaar van goud?
pantolabus:
Wat hoor ik, heeft ie goud?
pamphagus:
En of!
pantolabus:
Ik zou j'een lofzang op het goud, als die je niet
bekend is, leren kunnen.
acolastus:
Zeg hem op!
pantolabus:
Het goud
630[regelnummer]
is voor de mens het schoonst geluk. Het maakt je wel
een god gelijk; wie goud heeft die wordt onverwijld
geëerd, beroemd, een wijze, ook een schittrend koning.
| |
[pagina 138]
| |
acolastus:
Per Iovem, haec dogmata Philauti dogmatis
Consentiunt. Quid prohibet, quin patiar me nomine regio
560[regelnummer]
Salutari?Ga naar voetnoot560. (635).
pantolabus:
Ter maxime rex, quin in clientelam tuam
Nos suscipis?
acolastus:
Suscipio. En vobis auctoramenta haec mea.
pamphagus:
Nunc me totum regi dedo.
pantolabus:
Et ego, quantus sum, illi mancipor.
Sic inter luscos regnabit strabus. Pulchrum spectaculum!
acolastus:
Quid hic stamus? Quid hic haeremus ieiuni? Quin tendimus
565[regelnummer]
Comissatum?
pantolabus:
Iam dudum est in patinis meus animus.
pamphagus:
Ubi vis,
Nihil moror.
acolastus:
Quo devertemus?
pamphagus:
Hospitem probum dabo.
| |
[pagina 139]
| |
acolastus:
Hemel, die leer klopt met Philautus' overtuiging!
Wat let me, dat ik me als koning laat begroeten?
pantolabus:
635[regelnummer]
O driewerf grootste vorst, wilt g'ons wel in uw dienst
aanvaarden?
acolastus:
Ik aanvaard u. Zie hier is uw handgeld.
(hij geeft goudstukken)
pamphagus:
Nu wijd 'k mij heel mijn koning!
pantolabus:
Ik verkoop mij hem
met al wat 'k ben
(voor zichzelf) . Zo zal de schele koning zijnGa naar voetnoot563. (638).
temidden der éénogigen, een prachtig schouwspel!
acolastus:
640[regelnummer]
Wat staan we hier? wat blijven we hier nuchter hangen:
We gaan toch eten?Ga naar voetnoot565. (641).
pantolabus:
Míjn hart zit al in de pan.
pamphagus:
Als u het wenst, 'k sta klaar.
acolastus:
Waar stappen we naarbinnen?
pamphagus:
'k Zal zorgen voor een beste gastheer.
| |
[pagina 140]
| |
pantolabus:
Dabit dignum patella operculum.
pamphagus:
Unde autem obsonabitur,
Quaeso, patrone optime?
pantolabus:
Recte.
acolastus:
Cape hoc argentum et appara
Cenam, quae cum pontificali certet.Ga naar voetnoot569. (646).
pamphagus:
Curabo, here.
acolastus:
Tum Venus,
570[regelnummer]
Bacchus, Ceres nostris volo intersint epulationibus.
pamphagus:
Fiet. Tibicines num nam cupis deducier e foro?
acolastus:
Etiam.
pamphagus:
Propero ad macellum. Heus Pantolabe, regem deducito
Cliens ad Sannionem nostrum, sed sublata sarcina.
Tenes?
| |
[pagina 141]
| |
pantolabus:
Hij verschaft ons
een deksel als de pan verdient.
pamphagus:
Maar waarde meester,
645[regelnummer]
waar, als ik vragen mag, haal ik de spijs?
pantolabus:
Ja juist!
acolastus:
Hier heb je geld, maak ons een maal als voor een bisschop.
pamphagus:
'k Zal er voor zorgen, meester.Ga naar voetnoot570. (647).
acolastus:
Venus, Bacchus, Ceres,
wil 'k ook bij ons banket.
pamphagus:
Het komt in orde; wilt u,
dat 'k ook fluitspelers van de markt haal?
acolastus:
Ja dat ook.
pamphagus:
650[regelnummer]
Ik haast me naar de slager. Hé Pantolabus
breng jij als knecht de koning naar vriend Sannio,
maar draag jij z'n bagage. Snap je het?
| |
[pagina 142]
| |
pantolabus:
Sic.
acolastus:
Ubi manet ille vester?
pantolabus:
Ad Veneris fanum.
pantolabus:
Quam pulchre procedo hodie! O fortunatum
hunc diem!
| |
Actvs II. Scena IV.
Pamphagus solus.
Trochaici ϰαταληϰτιϰοί.
Ha ha he! Quam tutum hospitium confidentiae meaeGa naar voetnoot576. (655).
Mihi paravi! Quam promptum nactus sum deverticulum
Exercendis fucis, imposturis et sycophantiis!
Hinc mihi praesens lucrum est, abradi dimidium potest,
580[regelnummer]
Causabor caram esse annonam, ut conveniant ratiunculae
Accepti et dati. In rationibus nullis tenerier
Vinculis possum. Ad suffugia mille mihi rimae patent.
Nαί iste totus desipit, qui nobis auscultaverit,
Per quos velut in nassam inlectus, ad vivum usque eroditur.
585[regelnummer]
Intra casses nostros praeda est, quam usque venati sumus;
| |
[pagina 143]
| |
pantolabus:
Accoord!
acolastus:
Waar woont hij, jullie vriend?
pantolabus:
Bij Venus' tempel.
acolastus:
Prachtig!
Draag dit!
(hij geeft zijn gordel en bagage)
pantolabus:
Hoe mooi schiet 'k op vandaag. Wat een geluksdag!
| |
Tweede bedrijf. Vierde toneel.
Pamphagus alleen
(trochaeisch)
655[regelnummer]
Háhahá wat véilge hérberg voor mijn driestheidGa naar voetnoot576. (655)
heb ik me verschaft, wat kreeg 'k een hol, geschikt voor
fopperijen, knoeierijen, valse aanklacht.
Winst ligt hier te grijp, de helft kan afgetroggeld.
'k Geef de schuld aan 't dure graan, zodat de posten
660[regelnummer]
kloppen van wat 'k kreeg en uitgaf. Bij de reekningGa naar voetnoot580. (660).
kan er niets zijn dat me bindt; door duizend gaatjes
kan 'k ontsnappen. Ha! volmaakt gek was die kerel,
die crediet aan óns gaf. Nu, gelokt in 't fuikje,
wordt hij afgeknaagd tot 't been. Vast in de nettenGa naar voetnoot584. (664).
| |
[pagina 144]
| |
Illa nostxis unguibus frustillatim discerpitur,
Quippe sic peram illam nunc multo aere turgidam ictibus
Vellicatim exenterabimus, vix ut inopi sietGa naar voetnoot588. (667).
Reliquus obolus emendo resti. Quantumvis gestitet
590[regelnummer]
Auri in loculis, universum id insumemus luxui.
Scilicet triumpho serio, postquam cellarius
Evasi potentis domini, id quod futurum insomnia
Dudum praedicabant omine laeto. Nunc tempus monet.
Ut procurram obsonatum. Prolixius satur meaGa naar voetnoot594. (674).
595[regelnummer]
Post erumpam gaudia. Heus, heus, gestientem Pamphagum
Nemo lanionum videt, nemo salutatum advenit?
Faxo iam ostenso auro, quod me habere nesciunt, simul
Ad me non accurrisse doleant obtrusis mercibus.
| |
Actvs II. Scena V.
Acolastus. Pantolabus. Sannio. Syrus. Pamphagus.
Σϰάζοντες.
acolastus:
Ubinam aedes nostri sunt hospitis? Lassum
600[regelnummer]
Me longa reddidit profectio.
pantolabus:
Nobis
En imminent, here. Praecurram, ut fores totae
Pateant. Heus, heus, nemon hinc prodit? Insistam
Pulsare, nisi aperit ostium aliquis actutum.
| |
[pagina 145]
| |
665[regelnummer]
zit de buit, die w'aldoor jaagden; met ons' klauwen
wordt die stuk na stuk uiteen gescheurd. Zijn reiszak
bol van 't vele geld, gaan we plukhare', uitweien,
dat hem arme, nauw een cent, een strop te kopen
overblijft. En wat aan goud hij maar in kas draagt,
670[regelnummer]
gaan w'aan overdaad verdoen. Dát is nu waarlijk
triompheren, nu 'k, een rijkaards keldermeester,
uit de brand ben. Ja mijn dromen, vreugd voorspellend,
hebben 't lang voorzegd. Maar kom, de tijd drijft
voort om spijzen in te kopen; straks als 'k zat ben,
675[regelnummer]
stort 'k mijn vreugde ruimer uit. Hé, ziet dan niemand
van de slagers Pamphagus die naar ze hunkert,
komt dan niemand hem begroeten? Wacht maar, 'k zal ze,
door te tonen 't goud dat zij bij mij niet zoeken,
't laten spijten, dat ze niet terstond op mij af
680[regelnummer]
aangestormd zijn om hun koopwaar op te dringen.Ga naar voetnoot598. (680).
| |
Tweede bedrijf. Vijfde toneel.
Acolastus. Pantolabus. Sannio. Syrus. Pamphagus.
(iambische vijfvoeters)
acolastus:
Waar is nu 't huis van onze gastheer?. Moe
werd 'k van de lange tocht.
pantolabus:
Zie hier, vlak bij.
Ik ren vooruit zodat de deuren wijd
geopend zijn
(hij klopt) Hé komt er niemand buiten?685[regelnummer]
'k Blijf kloppen als niet daadlijk iemand opent.Ga naar voetnoot604. (685).
| |
[pagina 146]
| |
sannio:
Quis tam graviter pepulit meas fores?
pantolabus:
Vester.
sannio:
605[regelnummer]
Quis?
pantolabus:
Pantolabus.
sannio:
Pantolabus? Mortuum pridem
Credebam, ut quem toto non viderim mense.
pantolabus:
Non est.
sannio:
Is viso. Hem, vix te agnoscerem, vocem
Nisi nossem tuam. Unde quaeso ades? Num imis
Ex manibus?
pantolabus:
Narrandi id nunc locus non est.
sannio:
610[regelnummer]
Quid non?
pantolabus:
Quid? Huncine vides, obsecro?
sannio:
Cuias
Est, unde adduxti, et quo, qua gratia?
pantolabus:
Nostras
Est atque a Pamphago huc adducitur, nostin?
| |
[pagina 147]
| |
sannio:
Wie bonst zo erg daar op mijn deur.
pantolabus:
Uw vriend.
sannio:
Wie?
pantolabus:
Ik, Pantolabus.
sannio:
Wat die? Ik hield
hem lang voor dood, 'k zag hem geen hele maand.
pantolabus:
Dat is ie niet!
sannio:
Ik zie 't. Ik zou je nauwlijks
690[regelnummer]
herkennen, kende ik niet je stem. Waar kom je
vandaan? Soms uit de onderwereld?Ga naar voetnoot609. (691/2).
pantolabus:
't Is hier niet
de plaats dat te vertellen.
sannio:
Waarom niet?
pantolabus:
Waarom? zie j'asjeblieft die heer dan niet?
sannio:
Wat is 't voor landsman, waarvandaan, waartoe,Ga naar voetnoot611/12. (694/95).
695[regelnummer]
om welke reden bracht j'hem hier?
pantolabus:
Mijnheer is
een landgenoot en wordt geïntroduceerd
door Pamphagus, die ken je toch?
| |
[pagina 148]
| |
sannio:
Quem?
pantolabus:
Pamphagus obsonatum abscessit, hic nummos
Dedit.
sannio:
Euge introducatur commodus sane
615[regelnummer]
Convivator. Syre, hem Syre! Sarcinam hanc aufer
Intro, tum mox redi. Plura habeo, quae mandem.
Optatus advenis, hospes optime. Accede
Ad nos. Omnis rei tibi copia hic fiet.
acolastus:
Nullasne habes Veneres?
sannio:
Etiam.
acolastus:
Iube accersi.
sannio:
620[regelnummer]
Quanti pretii mulieres?
acolastus:
Plurimi, forma
Modo sint praecellenti.
sannio:
Primariam sane
Dabo feminam. Hem Syre, audi, Laidem accerse!
syrus:
Iam?
sannio:
Iam.
| |
[pagina 149]
| |
sannio:
Wie zeg je?
pantolabus:
Hij is inkopen doen voor 't maal, meneer hier
gaf 't geld.
sannio:
O prachtig, laat hem binnentreden,
700[regelnummer]
een welkom gast. Syrus, hé Syrus, breng
het reisgoed binnen. Kom dan gauw terug.
'k Heb meer opdrachten. Waarde heer, wees welkom!
Kom binnen bij ons. Hier is overvloed
van alles voor u klaar.
acolastus:
Heb je geen liefjes?
sannio:
705[regelnummer]
Ook dat.
acolastus:
Laat halen dan!
sannio:
Van welke prijs?
acolastus:
De duurste, als ze maar bijzonder mooi zijn.
sannio:
Ik lever u beslist een prima soort.
Hé Syrus, luister eens, laat Lais roepen.
syrus:
Meteen?
sannio:
Meteen!
| |
[pagina 150]
| |
syrus:
Causae quid dicam?
sannio:
Adesse amatorem.
pamphagus:
Ocius haec introducite, ut coquis dentur.
625[regelnummer]
Vos me sequimini, tibicines, intro!
syrus:
Wat moet 'k voor reden noemen?
sannio:
710[regelnummer]
Dat er een minnaar is.
pamphagus:
(komt op met kooplui en fluitspelers) Brengt 't snel in huis't moet naar de koks
(tot de fluitspelers) en jullie, volgt mij binnen. |
|