Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II
(1914)–Jac. van Ginneken– Auteursrecht onbekendJac. van Ginneken s.j., Handboek der Nederlandsche taal, Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. L.C.G. Malmberg, Nijmegen 1914
-
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: S. Ned. 15 5162
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het tweede deel van het Handboek der Nederlandsche taal: De sociologische structuur onzer taal II van Jac. van Ginneken s.j. uit 1914.
redactionele ingrepen
pp. 106-107: onder aan deze pagina's staat in kleinere letter een verhaal ‘De verlore knulle’, hier is een noot van gemaakt
pp. 114-115: de tabel met 8 kolommen naast elkaar kan in de digitale versie niet worden gereproduceerd en is hier in 2 delen opgeknipt; de eerste kolom ‘Beschaafd Nederlandsch’ is daarbij telkens herhaald.
pp. 166, 171-173: daar waar in de oorspronkelijke tekst grote accolades staan, plaatst de dbnl aanhalingstekens om aan te geven dat iets herhaald moet worden. Dit gaat om ‘ledigen en wegen van vaten enz. om de netto tarra te bepalen’ op p. 166; de termen ‘Psych. praedicaat’ in brief 43, brief 77, en brief 95; en ook: ‘compleet voor ƒ. 12 - min 10% commissie’ in brief 43; ‘Psych. subject’ in brief 95; en ‘2de Pych. praedicaat’ in brief 32 op de pagina's 171-173.
p. 173: ‘Psych. praedieaat’ → ‘Psych. praedicaat’
pp. 196-210: de notenbalken zijn als illustraties opgenomen, de tekst binnen de notenbalken is onder de illustratie uitgeschreven
p. 224: de hiervolgende vette tekstgedeelten zijn in het origineel op één regel boven elkaar geplaatst, in deze publicatie zijn de delen naast elkaar en cursief weergegeven, gescheiden door een schuine streep: ‘Waarom ten koste van/ten zijnen koste in plaats van op kosten van/op zijne kosten fout is, ontgaat mij ten eenenmale’
pp. 230-231: in de lijst van vreemde woorden is ‘voor’ toegevoegd waar in het origineel aanhalingstekens staan
p. 239: de accolade die het woord ‘(geteekend)’ bij twee namen op twee regels plaatst is vervangen door aanhalingstekens
pp. 390-391, 392-393, 394-395, 396-397. Hier staan op twee tegenoverliggende pagina's telkens 4 kolommen die naast elkaar behoren te staan. In de digitale versie is hiervan één doorlopende tabel gemaakt. Daarom zijn deze pagina's per twee opgenomen, de paginanummering is [390-391] etcetera.
p. 410: de accolade die ‘een (gele) Nota...stukken’ bij twee regels plaatst is op de tweede regel vervangen door aanhalingstekens
p. 424: de hiervolgende vette tekstgedeelten zijn in het origineel op één regel boven elkaar geplaatst, in deze publicatie zijn de delen naast elkaar en cursief weergegeven, gescheiden door een schuine streep: ‘Wij zullen Leopold zijn/Albrecht zijnen kop afwringen!’
p. 426: de accolade die het woord ‘(onderschrift)’ bij twee regels plaatst is op de tweede regel vervangen door aanhalingstekens
Bij de omzetting van het oorspronkelijke tekstverwerkingsbestand naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. IV ) is niet opgenomen in de lopende tekst.
De errata die staan afgedrukt op pp. 541-542 zijn doorgevoerd. De aanvullingen op de woordenlijst van de jagerstaal zijn na de lijst opgenomen, op p. 276, evenals de aanvulling op de taal der indigo- en blauwbereiders van p. 339, in beide gevallen met de toevoeging [Aanvullingen].
De algemene aanvulling: ‘De nauwlettende lezer zal reeds in het eerste deel bemerkt hebben, dat ik met mijn interpunctie meer de pauzen en de psychologische eenheid der constructies, dan de logische zinsontleding wil aangeven. Bij de correctie door vriendenhand is hierbij echter wel eens een inconsequentie ingeslopen. Dit zal den lezer echter weinig hinderen, daar ik, juist om den overgang geleidelijk te maken, ook persoonlijk dit systeem pas met volle consequentie toe ga passen, als de theorie hierover in Deel V en VI zal verschenen zijn.’ is verder nergens doorgevoerd.
[pagina ongenummerd (p.I)]
HANDBOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL
DEEL II. DE SOCIOLOGISCHE
STRUCTUUR ONZER TAAL II
[pagina ongenummerd (p.II)]
HANDBOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL
DOOR DR. JAC. VAN GINNEKEN S.J.
TEN GEBRUIKE AAN HOOGESCHOLEN EN VOOR TAALLEERAARS
L.C.G. MALMBERG NIJMEGEN
[pagina ongenummerd (p.III)]
HANDBOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL
DOOR DR. JAC. VAN GINNEKEN S.J.
DEEL II. DE SOCIOLOGISCHE STRUCTUUR II
MET MEDEWERKING VAN WILLEM KEA S.J.
L.C.G. MALMBERG NIJMEGEN 1914
[pagina 536]
INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL.
Bladz. | |
Een woord vooraf | V |
DERDE BOEK. DE SOCIALE TAALKRINGEN | 1 |
Eerste Hoofdstuk. De Jodentaal | 2-102 |
Geschiedenis der Joden in Nederland | 2-6 |
Psychologie der Nederlandsche Joden | 6-11 |
Het ontstaan van het Jodenduitsch | 11-14 |
Het Jodenduitsch in Nederland | 14-37 |
Algemeen Jodenduitsch en Nederlandsch Jodenduitsch der 17de eeuw | 17-27 |
Nederlandsch Jodenduitsch der 18de eeuw | 28-32 |
Nederlandsch Jodenduitsch der 19de eeuw | 33-34 |
Karakteristieke tendenzen in het Nederlandsch Jodenduitsch | 34-35 |
Hoogduitsche taalzuivering in het Nederlandsch Jodenduitsch | 36-37 |
Joodsch-Nederlandsch der 18de eeuw | 37-41 |
Karakteristieke tendenzen in het Joodsch-Nederlandsch | 42-43 |
Hedendaagsch Joodsch-Nederlandsch te Amsterdam | 44-50 |
Hedendaagsch Joodsch-Nederlandsch te Meppel, Steenwijk, Kampen en Zwolle | 50-59 |
De taal der Portugeesche Joden in de 17de eeuw | 59-65 |
Portugeesch-Joodsch-Nederlandsch der 18de eeuw | 65-66 |
Karakteristieke tendenzen in het Portugeesch-Joodsch-Nederlandsch | 66-67 |
Hedendaagsche Joodsche woorden in Nederland gebruikelijk | 67-99 |
Zionistisch Nederlandsch | 99-102 |
Tweede Hoofdstuk. Het Bargoensch | 103-143 |
De opkomst en de sociologische Structuur | 103-104 |
Vlaamsch-Bargoensch | 104-108 |
Kempisch- en Limburgsch-Bargoensch | 106-113 |
Rijnlandsch-Bargoensch | 113-118 |
Vergelijkende tabel der Bargoensche dialecten met het Liber Vagatorum en andere bronnen der 17de eeuw | 114-115 |
Bokkenrijders-Bargoensch der 18de eeuw | 118 |
Westfaalsch Bargoensch | 119-121 |
Eifelsch Bargoensch | 121-122 |
Noord-Nederlandsche Dieventaal van ca. 1700 | 123-125 |
Zuid-Nederlandsche dieventaal van ca. 1700 | 125-126 |
Hedendaagsche dieventaal in Noord-Nederland | 126-127 |
Hedendaagsche dieventaal in Zuid-Nederland | 127-128 |
Invloed der Jodentaal op de Bargoensche woordvorming | 128-132 |
Invloed der Zigeunertaal op het Bargoensch | 132-133 |
Oer-Europeesche getallen en benamingen in het Bargoensch | 133-140 |
Boevenpsychologie in den Bargoenschen woordenschat | 140-142 |
Bargoensch en jongenstaal | 143 |
[pagina 537]
Derde Hoofdstuk. De Handelstaal | 144-216 |
Psychologie en Sociologie van den handelsstand | 144-145 |
Middelnederlandsche handelstaal, de Hanze | 146-149 |
Nieuwnederlandsche handelstaal | 149-193 |
Nederlandsche handelswoorden uit het Latijn | 152-154 |
Nederlandsche handelswoorden uit het Italiaansch | 155-156 |
Nederlandsche handelswoorden uit het Spaansch en Portugeesch | 156 |
Nederlandsche handelswoorden uit het Fransch | 157-161 |
Nederlandsche handelswoorden uit het Duitsch | 161 |
Nederlandsche handelswoorden uit het Engelsch | 161-164 |
Merkwaardige Nederlandsche handelswoorden | 164-167 |
Woordvorming, zinbouw en stijl der handelstaal | 167-174 |
Psychologische ontleding in handelsbrieven | 169-174 |
Psychologie der advertentietaal | 175-185 |
Reclame-stijl der aanplakbiljetten | 185-186 |
Marktwelsprekendheid | 187-193 |
Muzikale en onmuzikale straatroepen | 193-215 |
Psychologie der handelstaal | 215-216 |
Vierde Hoofdstuk. De Rechtstaal | 217-254 |
Psychologie en Sociologie van de rechtsgeleerden | 217 |
Rechtstaal der 17de en 18de eeuw | 218-219 |
De taal der hedendaagsche wetten | 219-230 |
Deftig-ouderwetsche grammatica en syntaxis der wetten | 219-226 |
Onverstaanbaarheid onzer wetten | 226-229 |
De taal der vonnissen en rechtsformulieren | 230-250 |
Latijnsche rechtstermen | 230-235 |
Griffiestijl | 236-240 |
Militaire rechtspraak | 241-242 |
Deftig-ouderwetsche grammatica en syntaxis der rechtsformulieren | 242-248 |
Verbetering der Nederlandsche rechtstaal | 249-251 |
Vlaamsche rechtstaal | 251-254 |
Vijfde Hoofdstuk. De Jagerstaal | 255-285 |
Sociologie en psychologie der jagerskringen | 255-257 |
Jagersliederen en jagerslatijn | 257-258 |
Woordenlijst der Nederlandsche jagerstaal | 259-276 |
Geldersche jagerstaal | 276-278 |
Noord-Brabantsche jagerstaal | 278-281 |
Zuid-Limburgsche jagerstaal | 281-282 |
Valkenierstaal | 283-285 |
Zesde Hoofdstuk. Indeeling der sociale taalgroepen | 286-290 |
Lagere en hoogere vaktalen | 286-287 |
Tendenz- en liefhebberijtalen | 287-288 |
Geestelijke strooming- en beddingtalen | 288-289 |
Periodieken en verkeerscoëfficiënt | 289-290 |
[pagina 538]
Zevende Hoofdstuk. De lagere vaktalen | 291-418 |
Ambachten en groot-industrie | 291-293 |
1. De diamantslijperstaal | 293-304 |
2. De taal van goud- en zilversmeden | 304 |
3. De horlogemakerstaal | 304-305 |
4. De taal der loodgieters, zinkbewerkers en gasfitters | 305-311 |
5. De taal der smeden en koperslagers | 311-315 |
6. De taal van rijtuig-en wagenmakers | 315 |
7. De timmermanstaal | 315-320 |
8. De zagers- en houthandelaarstaal | 320 |
9. De taal van kuipers, klompenmakers en kurkensnijders | 321-324 |
10. De taal van manden-, meubelmakers en behangers | 324-325 |
11. De taal van schilders en behangers | 325-326 |
12. De taal der glas- en aardewerkers | 326-327 |
13. De taal der bouwbedrijven | 327-335 |
14. De steenbakkerstaal | 335-338 |
15. De stroodekkerstaal | 338-339 |
16. De taal der indigobereiders | 339 |
17. De taal der meekrapbereiders | 339 |
18. De taal der houtskoolbranders | 339 |
19. De taal der zeepzieders | 339 |
20. De taal der wasbleekers en kaarsenmakers | 339 |
21. De zijdebewerkerstaal | 340 |
22. De taal der suikerraffinaderijen | 340 |
23. De tabakbewerkerstaal | 340-344 |
24. De kruidenierstaal | 344 |
25. De winkeliers- en middenstanderstaal | 344-345 |
26. De barbierstaal | 345 |
27. De slagerstaal | 345 |
28. De koks- en kellnerstaal | 345 |
29. De dienstbodentaal | 345-346 |
30. De taal van drankbereiders en slijters | 346-347 |
31. De molenaarstaal | 347-355 |
32. De bakkerstaal | 355-356 |
33. De taal van handelsreizigers en handelsbedienden | 356-357 |
34. De taal van kleermakers en manufacturiers | 357-358 |
35. De taal van modisten en naaisters | 359 |
36. De waschtaal | 359-360 |
37. De spinners- en weverstaal | 360-371 |
38. De kantwerkstertaal | 371-372 |
39. De leerlooiers-, zadelmakers- en schoenmakerstaal | 372-376 |
40. De landbouwerstaal | 376 |
41. De tuiniers-, fruit-, bloem- en boomkweekerstaal | 376-378 |
42. De taal der bloembollenkweekers | 378 |
43. De taal der hopkweekers | 378-383 |
44. De taal der paardenfokkers en stalhouders | 383 |
45. De vogelvangerstaal | 383-389 |
[pagina 539]
46. De imkertaal | 389-397 |
47. De taal der hondenfokkers | 398 |
48. De pluimgraaf- en poelierstaal | 398 |
49. De taal der hoenderfokkers en eierhandelaars | 398 |
50. De visscherstaal | 398-399 |
51. De schippers-, cargadoors- en zeemanstaal | 399 |
52. De dokwerkerstaal | 399-400 |
53. De taal van de scheepswerven | 400 |
54. De marinierstaal | 400-401 |
55. De soldatentaal | 401-402 |
56. De taal der ziekenverpleegsters | 402-403 |
57. De taal der blinden-, doofstommen en krankzinnigengestichten | 403 |
58. De drukkerstaal | 403-404 |
59. De fotografentaal | 404 |
60. De taal der papierfabrieken, boekbinders en boekhandelaars | 405 |
61. De stenografentaal | 405-406 |
62. De taal van post-, telegraaf- en telefoonpersoneel | 406-411 |
63. De taal van spoor- en tramwegpersoneel | 411-413 |
64. De taal der machinisten en stokers | 413 |
65. De chauffeurstaal | 413 |
66. De électricienstaal | 414-415 |
67. De mijnwerkerstaal | 415 |
68. De politie- en brandweertaal | 415-416 |
69. De taal der rijks- en gemeentewerklieden | 416-417 |
70. De landmeterstaal. Besluit | 417-418 |
Achtste Hoofdstuk. De socialistische-arbeiderstaal | 419-439 |
Psychologie der socialistische fabrieksarbeiders | 419-425 |
Socialistische volkspoëzie | 423-425 |
Socialistische semantiek | 425-430 |
Omkeering van de gevoelswaarde der woorden | 430-432 |
Scheldsonaten | 432-436 |
Nieuwe begrippen en germanismen | 436-438 |
Toekomst der socialistentaal | 438-439 |
Negende Hoofdstuk. De soldatentaal | 440-475 |
Psychologie en sociologie van het leger | 440-444 |
Ruwe kazernetaal | 445-448 |
Nieuwe stroomingen in ons leger | 448-450 |
Namen voor meerderen en bijzondere posten in 1870 en 1914 | 451-452 |
Namen voor manschappen in 1870 en 1914 | 452-454 |
Namen voor de uitrustingsstukken in 1870 en 1914 | 454-455 |
Termen voor dienst en verlof in 1870 en 1914 | 455-458 |
Woorden voor straffen in 1870 en 1914 | 458-460 |
Woorden voor eten, drinken, slapen, ziek zijn in 1870 en 1914 | 460-462 |
Andere idiomatische eigenaardigheden | 463-464 |
Soldatenliedjes | 465-470 |
[pagina 540]
Fransche woorden in de officieele legertaal | 470-474 |
Vlaamsche legertaal | 474-476 |
Arm Vlaanderen | 476-477 |
Tiende Hoofdstuk. De Zeemanstaal | 478-535 |
Psychologie der Hollandsche zeelui | 478 |
Invloed der Nederlandsche zeemanstaal op de Hoogduitsche | 479 |
Nederlandsche zeemanswoorden | 481-531 |
Fransche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Bretonsche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Baskische zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Portugeesche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Spaansche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Italiaansche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Engelsche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Hoogduitsche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Noorsche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Deensche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Zweedsche zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Russische zeemanswoorden aan het Nederlandsch ontleend | 481-531 |
Onze invloed op Europa in verleden en toekomst | 532-535 |
[pagina 541]
DRUKFOUTEN, VERBETERINGEN EN AANVULLINGEN.
Blz. 5 regel 8 van boven staat Zählte, moet zijn
zählte.
Blz. 81 regel 19 van boven staat sekse, moet zijn
sekte.
Blz. 169 regel 4 van onderen staat vierde, moet zijn
vijfde
Blz. 259 vlgd. In de woordenlijst der Nederlandsche Jagerstaal
moeten nog de volgende termen ingevoegd worden, ontleend aan eenige lijstjes
van Jhr. Six, opgenomen in ‘De Nederlandsche Jager’ 1903-04.
Aalstreep: smalle donkere streep over den rug van het
hert.
Aankoppelen: de honden samenbinden, om op jacht te gaan.
Aanleggen: 2o een hond aan den ketting leggen.
Achterwerpen: de honden achter het haas werpen, zie
hitsen.
Afdokken: afwinden, de hondenlijn of de jachtlappen.
Afgaan: de dauw gaat af.
Afloopen (het): een konijn loopt het af op zijn pijp: loopt
naar zijn pijp toe.
Afleggen (het): hij legt het af zonder schrik of raam; het
haas loopt de honden dood.
Afsprong: 1o sprong zijwaarts, 2o
laatste sprong vóór het haas zich in het leger zet.
Afweien: een gedood haas of konijn de pekel uitstrijken.
Azen: 1o voederen, b.v. de honden, 2o
eten, van patrijzen en vederwild.
Baggelen: het biggen werpen van wilde zwijnen.
Baker: gulplaats der patrijzen.
Bal: het onderste vereelte zooldeel van grof wild.
Balg: huid van den haas. Zie rok.
Balsch: nestschuw, van een vogel wiens nest verstoord is.
Bantjeren, banjeren: verkort uit bandroeden: twijgen,
teenen.
Beloop: de omvang van een jachtveld.
Beslopt zijn: beslikt zijn, cf. slobkousen.
Besluit: de kring binnen het garen.
Biezen: omdwalen, verwilderd rondloopen van vee.
Blaerkoe: koe met een bles voor het hoofd. Zie Bleshert
Blaffen: niet slechts van honden, maar ook van vossen
gezegd.
Blazen: het gehuil van uilen en katten, als zij toornig
zijn.
Bleshert: hert met een bles voor het hoofd. Zie Blaerkoe.
Blukken: het geluid van den rammelaar in den bronstijd.
Bodden (Noord-Holland): roesten, van patrijzen gezegd.
Boele: (Zeeuwsch-Vla.): eend.
Botten: het uitloopen der hoornen.
Boven den wind: zitten (van hazen), brengen (van honden).
Boutsmier: de achterste helft van het smier.
Brak: 2o drijfjongen bij een drijfjacht.
Brandvos: vos met brandachtige punt aan den staart.
Brein: de hersenen van het hert.
Breken: 1o ontweiden. 2o de honden
breken den loop van het hert, 3o het breken (afnemen) der maan.
Bril: houten pin.
Brokel: broket.
Bronsten: bronstig zijn.
Butoor, putoor: roerdomp.
Dekveeren: die de vleugels en den staart van vogels
bedekken.
Doorkotten: van konijnen enz., door uitgraven
ontvluchten.
Dopgaten, dotgaten: konijnepijpen boven in het duin.
Dooverik: klein soort snip, zie bokje, pink,
Dwarsen: overdwars langs den jager komen.
Garens: dunne jachtnetten.
Gebétig: van honden gezegd: belust op verscheuren.
Gebogen, geboogd: van den rug van lange honden gezegd.
Gruizig: van dieren die veel eetlust toonen.
Haarsnip: een bokje.
Hazelok: hazeklager.
Halfke: halve snip, klein soort.
Hessen: pezen der achterloopers.
Knoopen: de teeltballen der hazen.
Knoopen w.w.: rammelen.
Leven dragen: van de moerhaas gezegd, als zij drachtig
is.
Pink: klein soort snip.
[pagina 542]
Raam: de honden kregen er een raam of twee af, deden het haas
een paar maal keeren, cf. ramen.
Schaft: geslachtsdeel van den rammelaar.
Schoenen: dat haas schoent op een twaalf: neemt passen van
twaalf voet.
Spier (het): de lenden van den haas.
Verzien: een haas verzien: opmerken.
Vlakken: gezegd van een haas, die zich ineens midden op de
vlakte neerlegt.
Vluchtig worden: het op een loopen zetten, gezegd van grof
wild.
Wimpel: de staart van het haas, zie pluim.
Wit (het): het vet van wild.
Verdere literatuur voor de oudere jagerstaal is nog: Het
Jachtsbedrijff. hschr. uit 1635, gedeeltelijk uitgegeven door Jhr. Six in
‘De Nederlandsche Jager’, 1898, 1899 en 1900. Z.: Jagerszakboekje,
A'dam 1799. Jhr. A. Martini van Geffen: Jagers-zakboek, 's-Bosch 1837. E.v.O.:
Vademecum op jacht en visscherij, Leiden 1850. Snip en Soenda: Lijst van
jachttermen in ‘De Nederlandsche Sport’, 1885, '86. Het op blz. 259
genoemde boekje is geschreven door F.A. baron van Voorst tot Voorst, en
beleefde nog twee uitgaven.
Blz. 277 in den voettitel staat Noord-Brabantsche, moet zijn
Geldersche.
Blz. 280 in den voettitel staat Zuid-Limburgsche, moet zijn
Noord-Brabantsche.
Blz. 281 in den voettitel staat Jagerstaal, moet zijn en
Zuid-Limburgsche Jagerstaal.
Blz. 283 regel 8 van boven 1ste kolom staat
Pât, moet vervallen.
Blz. 283 regel 13 van boven 1ste kolom staat
aasklaauw, moet zijn aasklauw.
Blz. 284 regel 13 van boven 2de kolom staat
jetter, moet zijn jeter.
Blz. 287 regel 13 van boven staat hier voortdurend, moet zijn
hier niet voortdurend.
Blz. 287 regel 3 van onderen staat nog maar, moet zijn
maar.
Blz. 311 regel 8, 9, 10, 11, 13 staat 1/30, 1/7, 1/7, 1/x, 1/7, moet
zijn x/30, x/7, x/7, x/x, x/7.
Blz. 311 regel 21 van onderen staat leeren handboek 1872,
moet zijn leer- en handboek.
Blz. 339. Bij de taal der indigo- of blauwbereiders (nr 16) heb ik
vergeten er op te wijzen, dat deze vaktaal thans meer en meer heterochtoon is
geworden, en zoowel in West- als Oost-Indië voortleeft. Zie Ament: De
cultuur en de behandeling der West-Indische koffij en indigo, vergeleken met de
Oost-Indische, Kampen 1836, en A. André: Cultuur en Bereiding van Indigo
op Java, A'dam 1891. Maar ook verderop in dit hoofdstuk had ik nog op allerlei
heterochtone vaktalen kunnen wijzen: zoo op de taal der Oost-Indische koffie-,
thee- en cacaocultuur, der rijst- en klappercultuur, der caoutchouc-,
suikerriet-, kina-, ramee-, pala-, padi-, muskaat- en peper- in Oost-, en der
bacoven- en kassave-culturen in West-Indië; alsmede op verschillende
afwijkende bedrijven en grondwinningen van Zuid-Afrika. Ik meende echter, dat
ik hiervoor toch al te weinig bronnen tot mijn beschikking had, en wacht dus
eerst op een of meer speciaal-onderzoekingen, van ter zake en ter plaatse
kundigen.
Blz. 383 regel 14 van onderen staat Handboek, moet zijn
Korte handleiding.
Blz. 383 regel 14 van onderen staat (Vla.), moet zijn
Zutphen 1890.
Blz. 389 regel 9 van onderen staat over, moet zijn
der.
Blz. 389 regel 8 van onderen staat bieënhalle, moet zijn
bieënhalle2 Gent 1900.
De nauwlettende lezer zal reeds in het eerste deel bemerkt hebben,
dat ik met mijn interpunctie meer de pauzen en de psychologische eenheid der
constructies, dan de logische zinsontleding wil aangeven. Bij de correctie door
vriendenhand is hierbij echter wel eens een inconsequentie ingeslopen. Dit zal
den lezer echter weinig hinderen, daar ik, juist om den overgang geleidelijk te
maken, ook persoonlijk dit systeem pas met volle consequentie toe ga passen,
als de theorie hierover in Deel V en VI zal verschenen zijn.