De stad Kramoosi
De stad Kramoosi voorbij het gebergte, waar de nagel-poetsers de straten tirannizeren. Iemand wiens vingernagels te dof lijken ontkomt er niet aan dat ze worden gepoetst. Al van de eerste stap die hij in Kramoosi zet merkt het geoefend oog van de nagelpoetsers dat er iets niet in de haak is. Hoe hij ook zijn nagels verbergt, ze naar binnen kromt, in zijn handpalmen drukt, hij maakt hun niets wijs; hoe hij zijn stap ook versnelt, zich haast langs de onafzienbare rij hurkende nagelpoetsers, steeds zenuwachtiger, hun schril toeroepend ten einde raad Het is niet waar! ze werden gisteren pas gepoetst, nee vanmorgen! ze glimmen nog mooi genoeg! - hij zal zijn lot niet ontlopen. Zij hebben de tijd. Elke volgende nagelpoetser leunt iéts verder voorover, de grijphand iéts verder in zijn richting gestrekt, en uiteindelijk is er één - de allerlaatste nagelpoetser in de laatste straat van Kramoosi - die het iemand met de onglanzende vingernagels te pakken heeft, en hem zijn nagels poetst tot op het been.