Heiligenbekoring
Ergens in de stille straat komt het jongetje voorbij een raam. Binnen wordt driemaal tegen het glas getikt.
Eerste en natuurlijke impuls van het jongetje: zijn hoofd naar dat geluid toewenden. Maar hij is zo traag van refleks, het duurt zo lang eer zijn nekspieren in werking treden, dat hij zich intussen al herinnerd heeft dat in deze straat achter dit welbepaalde raam geen mens kan wonen die hem kent; dat hij begrijpt dat iemand hem voor de gek wil houden. Uiterlijk is er aan hem niets te zien geweest gedurende deze paar sekonden, en onbewogen verderstappend tot schande van de ruitentikker, wordt het jongetje geprezen en prijst het zichzelf om wat als zijn ijzeren zelfbeheersing de geschiedenis in zal gaan want! duizend jaar nadien zijn de hagiografen nog niet uitgeschreven in hun treffende bewoordingen over de bekoring van deze jeugdige hardnekkige heilige zus-en-zo!