Brakkie keek met verlangende ogen naar dat mooie, grote huis. Wat een licht straalde er door al die ramen! Het zou er vast wel lekker warm zijn.... O, en toen kwam er ineens een stout plan op in zijn kaal kikkerkopje!
Hij veegde zijn tranen weg en zette een moedig gezicht. Toen hipte hij over het grasveldje heen, over de lege bloemperken, tot vlak voor het huis. Hij sprong op de bank, die voor het huis stond, rekte zich uit en keek door de glazen deuren.
O, wat was het daarbinnen mooi! De mensen zaten om een groot, zwart ding heen en daar kwam een rode gloed uit. Kees zat er óók bij, op de knie van zijn vader, en hij strekte zijn handen naar dat zwarte ding uit.
Brakkie kreeg ineens een groot verlangen om daar óók te zitten. Wat zou het dáár heerlijk zijn!
Hij sprong om het huis heen. Kijk, die achterdeur stond op een heel klein kiertje! Mooi zo. In een wip was hij door de keukendeur verdwenen. Daar was gelukkig niemand.
Nu kwam hij in de gang. Hu, wat voelden die stenen koud aan zijn pootjes!
Ineens ging de kamerdeur open en een stroom van licht viel in de gang. Met een sprongetje was Brakkie in de kamer. Ja hoor, hièr was het, hij had het wel goed gezien!
Hij wipte regelrecht toe op dat wonderlijke, gloeiende ding. Stilletjes ging hij er naast zitten. O, wat een heerlijk gevoel! Hij werd er slaperig van, zó lekker was het. Hij legde zijn pootjes op zijn buikje. Zijn oogjes begonnen zacht dicht te vallen....
‘O Vader!’ riep een harde jongensstem. ‘Vader, kijk eens gauw, een kikker bij de kachel!’
Ineens stonden ze op, al die grote mensen. Brakkie zat stijf van schrik. Wel tien handen probeerden hem te grijpen. Hij sprong op en wipte tussen al die lange benen door naar de hoek van de kamer. Maar daar stond een klein meisje en ze trok haar jurk stijf om haar benen heen, zó bang was ze. ‘O Moeder, Moeder, hij springt tegen mij op!!’