Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] Aan het zeestrand Met wangen, handen, voeten bruin Door 't zonnevuur gebrand, Zoo stoeien wij langsheen het duin Of woelen in het zand. Wij hebben schoppen, netten mee En korven; zie eens aan Hoevele schatten van de zee Wij hebben opgedaan! Wel duizend schelpen zijn er al En keien en ook wier; Zoolang de vangst vergrooten zal Vergroot ook ons plezier. Het is hier zoo almachtig ruim, Er komt geen einden aan; De baren komen speelsch het schuim Op onze voeten slaan. Op, makkers, vlucht een wijl den schijn. Den broozen schijn der steê. En laat ons blijde kindren zijn In 't spel van zon en zee! Vorige Volgende