Het vermaaklyk buitenleven, of de zingende en speelende boerenvreugd(1716)–Jan van Gijsen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Op het Tabakrooken. Air, vivace. Al draagt de Boer een grove Kiel, Zyn Klapmuts dekt een groote Ziel Die hem, door haar bespiegelingen, In eenzaamheid aldus doet zingen. [pagina 56] [p. 56] [pagina 57] [p. 57] Klinkdicht. O Brandend Pypje, heete gloed! Een tydverdryf, voor elk ten besten, ’t Geen alle zorg verdwynen doet En ’t Hoofd ontheft van muizenesten. Tabak die my na boven leid! Als ik u, door den wind gedreeven, Zie in de dunne Lucht verspreid, Dan zie ik ’t voorbeeld van myn leven, Dan is ’t dat gy my denken doet, Aan ’t geen ik eerlang worden moet, Een vlugtig stof, van geen vermogen. Ik zie, wanneer ik van naby Uw Rook wil volgen met myne oogen, Dat ik moet eindigen als gy. Vorige Volgende