Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen
(1686)–Hendrik Ghijsen– Auteursrechtvrij
[Folio Dd4r]
| |
Schept in uw kooning vreugd.
2 Sijn naam zy lof geseit met fluiten,
Dat sy sijn roem met trommels uiten,
En Psalmen singen met hun keelen,
Ook op de Harpe speelen.
Want God een wel-gevallen heeft
Aan 't volk dat in sijn vreese leeft:
Die den sachtmoedigen, voor al,
Met heil vercieren zal.
3 Dat alle sijne gunstelingen,
Om zulk een eer, van vreugd opspringen,
Dats' op hun leegers blijschap pleegen,
En juichen om dien seegen.
Want uit hun keelen zal het woord,
Van Gods veheffing zijn gehoort;
Een swaard, gescherpt aan beide kant,
Is hen gestelt ter hand:
4 Om wraak op Heid'nen te verschaffen,
En alle volken te bestraffen:
Hun kooningen, en hof-gesinden,
Aan keetens vast te binden;
En, die by hen in achting staan,
Met ys're boejens te beslaan;
Om oover hen 't beschreeven recht
Te doen, als is voor-segt.
5 Dit zal die volken ooverkoomen,
Tot heerlikheid van alle vroomen,
En gunst-genooten,die hem vreesen:
Dies zy de Heer gepreesen.
|
|