Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen
(1686)–Hendrik Ghijsen– Auteursrechtvrij
[Folio B6r]
| |
tent verkeeren?
Voor wien hebt gy dit heil bereid,
Dat gy uw berg der heiligheid
Hem tot een woon-stee zult vereeren?
2 Die zoo oprecht is van gemoed,
Dat hy 't laat blijken in sijn wandel;
En naa wat recht is wijslik doet.
Die in sijn hert geen leugens voed,
Maar waarheid spreekt in al sijn handel.
3 Die sijne tong wel gaade slaat,
Om sich voor achterklap te wachten;
Sijn metgeselle doet geen quaad;
Noch met sijn mond sijn naasten smaad,
Noch leent sijn oor die hem verachten.
4 Wiens oog 't verworpen volk veracht;
Maar eert al die den Heere vreesen:
Die sijn geswooren eed betracht,
Dien hy niet breekt, is't in sijn macht,
Al zou't ook tot sijn schaade weesen.
5 Die nooit sijn geld op woeker geeft;
Noch geen geschenken wil ontfangen,
Tot leed van die geen schuld en heeft.
Wie deese dingen recht beleeft,
Die wankelt nooit in sijne gangen.
|
|