Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
In speculoaant.Hoe kan dat zijn,
o Schepper van hierboven,
dat ik U maar
en zie als in een' glans;
als in een glas,
te zelden onbestoven
van doom en stof:
en nooit geheel en gansch?
Zoo Gij bestaat,
en God zijt, moet het wezen,
dat ik U zie;
dat, zonder doek, entwaar,
ik schouwen kan,
en, schouwende, in 't nadezen,
van bij U zie
en eeuwig op U staar!
Hoe kan dat zijn:
om niet en is gegeven,
uit uwe hand,
het leefvermogen, dat
mij zuchten doet,
en zoeken, naar een leven,
dat alle goed,
in 't zien van U, bevat!
Daar komt toch eens,
ten oosten uit, een dagen,
een dageraad,
eene eeuwigheid, die niet
| |
[pagina 261]
| |
meer weg en kan
noch weder, noch vertragen
het zielgezucht,
dat zoekt en niet en ziet.
Mijne ooge zal
eens vol U zien, en varen
zoo 't druppelken
in zee, dat is versmoord:
zij zal U zien,
verafgrond in de baren
der ziende zee,
die bedde en heeft noch boord!
Kortrijk 16/4/'97. |
|