Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
Nen torre bouwenaant.Aan Pastor Leo, van ‘Sente-Eloy,’ tot Kortrijk Nen torre bouwen, weet gij wat
een werk dat is, in dorp of stad?
nen hoogen torre, pijlerecht,
die altijd sursum corda zegt;
't zij dat er droeve of blijde maar
gebeld wordt, uit zijn' klokken klaar;
't zij dat een mensch, in lijke onthaald,
den dooven Dood zijn schuld betaalt;
't zij dat een jong geboren kroost,
van eedlen stam, de prochie troost;
't zij dat men vast, of spijze laat;
't zij dat men trouwt of bidden gaat;
't is altijd uit den torre dat
't vermaan valt over dorp en stad!
Nen torre bouwen hemelwaard,
't is 't werk van een die niets en spaart,
om 't volk, dat hem als Pastor groet,
te wijzen naar 't onsterflijk goed.
De mensch is zwaar, en 't lastig lijf
te grondewaards beweegt hem stijf;
de vijand trekt, met kwellend hand,
gestadig hem al zijnen kant;
't gebruik, 't gewend zijn, 't voorbeeld van
zoo menig groot- of kleenen man
is schaars weêrstaanbaar: alles dwingt
omleegewaards de ziele! Springt
een scherpgepinde torre en kruis,
met hane en vane en klokkenhuis,
dan fluks omhooge, uit 't kerkenvat,
wat schoon en leerzaam werk is dat!
Omhooge, zegt hij, mensch, die traagt,
en rekhalst, en om hulpe vraagt,
bestorven schier van last en druk;
die gaat, op hout- of gouden kruk,
den weg des levens, gravenwaard,
| |
[pagina 218]
| |
waar al dat mensch is henenvaart:
omhooge, omhooge, en neêrwaards niet,
o kersten mensch, het kruise aanziet;
omhooge en door de wolken heen,
waar eertijds God de Zoon verdween,
die zei: komt achter, volgt en doet
dat ik gedaan heb, vrij en vroed.
Omhoogewaards! daar rust gij, daar
ontsnapt gij aan het helsch gevaar,
en blijft, alzoo gij mij nu ziet,
verheerlijkt, na dit lang verdriet,
voor eeuwig! Pastor, duistmaal dank;
verleene u God een leven lang
en kloek genoeg, om mei en kruis
te groeten op ons Heeren huis;
te groeten op den mast van 't schip,
dat, zielenvol, door zee en klip,
ten hemel vaart, met ons en u,
o Pastor, voor geen schipbraak schuw!
Omhoogewaards en sursum zij
ons woord! Elk zegge er amen bij!
10sten in Weedemaand 1890. |
|