[Den bast, die, onlangs, toen]
Den bast, die, onlangs, toen
hij jong was, jong en schoone,
't gezicht verblijdde, maar
die, veel te lichte, eilaas!
verloos, en bleef het lieve
Het vlas! Nu staat 't gedoopt,
dat banden gouds gelijkt;
van bonden, die vier planken
Hoe zucht gij, om weêr uit
dit stovend bad te komen;
hoe zucht gij, zoo de ziel,
vol hopen en vol schromen,
verlangt het licht te zien
Verdraagt den harden steen
nog wat, die, korts nadezen,
ter vrijheid; en de dood,
zal zelf gedwongen wezen,
|
|