Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
[De pikke slaat het kooren af]aant.De pikke slaat het kooren af
den stam en zet, beneden,
den dorren grond vol pennen, vol
gebekte uitwendigheden.
De pikke slaat het kooren en
het valt in losse hoopen,
daar nu en dan nog groenigheid
en blommen tusschen loopen.
Daar zingezangt het; staal en steen,
ze zijn malkaar aan 't zoeten;
en 't bootallaam de pikke zit
heur botheid af te boeten.
De hinnen zijn zoo hoorendoof,
't en helpt noch hei- noch huwen;
laat kezen nu dat kezen wilt:
't en kan geen een ze schuwen.
't Is lastig werk: de zonne bijt,
't en wilt geen windje waaien;
en 't zwoegen doet den akkerman
zijn zweet in de eerde zaaien.
Bringt lavenisse, o blonde jeugd,
in 't zand die zit en spelen;
laat staan die blommen: lavenisse,
en lescht de dorre kelen!
Den hals omhooge en 't herte blij,
wat doet gij mij verheugen,
o akkerman, in 't meêgenot,
en 't weldoen uwer teugen!
|
|