Poëzie en proza(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] [Noch stervend zelve en laat ge in 's vijands booze handen] Noch stervend zelve en laat ge in 's vijands booze handen geen strale, geen vergif, als wederwrake branden, zoo bie en hursel doen: gij sterft, en, doodgegaan, en hebt gij, doende 't geen de Heere u hiet verrichten, niet anders uitgewrocht als uw' geringe plichten, en niemand kwaad gedaan. o Tijloos vogelken, hoe geerne zie 'k u loopen, en met uw zoet gekoos der blommen zoetheid koopen, aan 't werk den halven dag, dien God u leven laat; aan 't wikkelen om end om de blankgebloeide perken, gij zelve een' blom' gelijk, die, op twee witte vlerken, heur' zusteren zoeken gaat. Gij, onstandvastigheid, zijt vaster in uw' wegen als menig menschen zijn, die u te schelden plegen; en die, gedachtenloos u ziende, niet en zien den raad van die u miek! Welaan laat mij u wreken, en, schepselke, in uw' naam, laat deze onvaste reken Gods vastheid hulde biên! Vorige Volgende