Poëzie en proza(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] [Wat is hij? 't Is een wekkerspel] Wat is hij? 't Is een wekkerspel, vol tanden fijn, vol snaren fel, vol wakkere monden, van sprekend goud, gebonden. Hij is... daar ik niet aan en kan, een' sparke viers, een' boodschap van veel hooger' daken als waarder menschen waken. Horkt! Langzaam, luide en lief getaald, hoe diep' hij lust en leven haalt, als uit de gronden van duizend orgelmonden! Nu piept hij fijn, nu roept hij luid'; en 't zijpzapt hem ter kelen uit, lijk waterbellen, die van de daken rellen. Geteld, nu tokt zijn taalgetik, als ware 't op een marbelstik, dat perelkransen, van 't snoer gevallen, dansen. Geen vogel of hij weet zijn lied, zijn' leise en al zijn stemgebied, bij zijnder talen, nauwkeurig af te malen. 't En deert mij niet, hoe oud gedaagd, dat hij den zangprijs henendraagt, en, vogel schoone, mij rooft de dichterkroone! Want mensche en heeft u nooit verstaan, noch al uw' rijkdom recht gedaan, o wondere tale van koning Nachtegale! Vorige Volgende