Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 744]
| |
Daar is onlangs een' klucht geschied,
waardoor wel duizend Walen
te gader kwamen in 't verdriet,
voor eenen enkelen niet:
Boer en boerinne buiten wrocht,
het zwijn was in hun huis gerocht;
het peisde: 't is mijn kot,
en 't liep de deure in 't slot.
Boerinne en boer, ze kwamen toe,
en hoorden 't verken razen;
ze riepen, ‘Ha, dêpêchez-vous:
le diable est chez nous!’
De duivel is daar, riepen zij,
en 't was een verken, horkt naar mij,
dat smeet de stoelen om,
al met een helsch gegrom.
Men liep gaan haal' den militair',
bijkans twee uren verre:
die seffens kwam met zijn geweer,
al naar dien helschen beer;
maar geen die dorst, op 't zelve pas,
gaan kijken wat voor spook dat 't was:
elk riep, al loopen deur,
‘Mon Dizu, qué' grand malheur!’
Men zag er, op dien oogenblik,
duist Walen en Walinnen;
hun hertje, dat ging tik-tik-tik
van angst en vreeze en schrik;
daar een nog was die miek zijn kruis,
en kijken ging, op 't dak van 't huis.
Hij riep: ‘ça, un démon?
C'est, foutre, un cochon!’
| |
[pagina 745]
| |
‘'t En is,’ riep hij, ‘den duivel niet,
het is parbleu een verken,
dat ik daar in de kamer ziet:
waarom gij zoo verschiet?’
Men ziet zoo haast den militair'
naar huis toe gaan, met zijn geweer,
en zeker zal de Waal
nog meug de boet betaal.
(Baptiste)
1893-94(?)
Naar 't kribbeken des Heeren
door nevel nacht en wind
zoo komen wij ter eeren
van 't Heilig Jesukind
wij komen Hem bezoeken
en zijn wij schaamle liên
het kindtjen in de doeken
toch elk een gifte biên.
Ik geef Hem eerst van allen
met kinderlijk gevoel
voor Zijnen voet gevallen
mijn herte voor nen stoel
mijn herte en 't zij daarbinnen
Hem alles toegewijd
in 't enden en beginnen
zoo nu zoo te allen tijd
Ik geef Hem mijne sprake
mijn zin en mijn gedacht
ik onderdanig make
aan Jesus' oppermacht
geen dag en zij verleden
geen nacht en breke er aan
dat Jesus ontevreden
van mij moet henengaan.
| |
[pagina 746]
| |
Ik geef Hem mijn twee handen
mijn leden groot en kleen
en te oneer schade of schande
en worde mij geen een
Met Jesus wil ik leven
en sterven welgezind
den Hemel moet ons geven
het Hemelsch Jesukind.
1894-95(?)
|
|