Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende O vaderland o Vaderland! wat schoone naam van God zelve eerst gegeven en vrij van schande vrij van blaam tot nu toe ons gebleven. o Vaderland! de sleutelsteen zijt gij van de andre landen, die, rondom u, gij bindt aaneen in vredens guldne banden. Gij zijt noch fransch, noch duitsch, gij zijt niet hollandsch, neen, maar vaders- en moedersland, tot meerdren spijt van God- en alverraders. Gij spreekt aan Duitschland in zijn taal, 't Oud Neerland kent uw' woorden, de Zuidersprake spreekt de Waal, en wij, de taal van 't Noorden. Verschillig, neen, verscheiden, ja, aan Vorst en wet verbonden, zoo heeft u God, met Zijn genâ, de wereld ingezonden. [pagina 737] [p. 737] Blijft staan, o broeders, de eeuwen door, blijft staan, en wilt niet wijken tot aan der volkren grootsch verhoor, als God zal 't oordeel strijken. 1876 Vorige Volgende