Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Geheel! Is rood geverruwd water wijn? Is rogge tarwemeel? Is lood met goud- of zilverschijn, en lood niet evenveel? Wie heeft er ooit uit wilgenzaad een eikenboom gezien? En glas, of diamant, dat staat u even dier, misschien? Die leeuw is, heeft geen lammerbloed in 't leeuwenhert dat stroomt: een krijgsman, als hij sterven moet, 't is hij niet, hij die schroomt! Wees Vlaming, dien God Vlaming schiep, wees Vlaming, zeg ik u, die gistren nog onvlaming sliep herwake Vlaming nu! Geen roodgeverruwd water, neen, geen rogge in terwemeel, geen loodvergulde Vlaming. Geen en zulk een 's evenveel. Geen eikenboom uit wilgenzaad dat 't lijf de stormen biedt, maar buigt. Een diamant en gaat voor ijdel glas nog niet. [pagina 728] [p. 728] Nooit heeft den Vlaming lammerbloed in 't leeuwenhert gestroomd; en sterven, als hij sterven moet, 't is hij niet die het schroomt. Wees Vlaming, dien God Vlaming schiep, wees Vlaming zeg ik u: die gistren nog geen Vlaming sliep ontwake Vlaming nu. Die Vlaming is, moet Vlaming zijn, dat moet hij! Niet een deel van Vlaming en al 't ander schijn, moet Vlaming zijn - geheel! 1860 Vorige Volgende