Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 657]
| |
'k Zie liever die de zegevaan
mij deur de wolken steken,
excelsior en, vóórgegaan,
mij moed in 't herte spreken.
Dan zegge ik: ‘Op! Dat ander kan,
dat wil, dat kan, dat zal ik:
geen oneere en geen' schande en kan
mijn durven deren, valle ik.’
Hooveerdigheid is valsch van doen,
van zeggen en van zeden:
ootmoedig wille ik, ridder koen,
tot stijgen mij besteden.
Zoo God mij helpt en gij, mijn vuist,
op Libans hoogste kragen,
of vielender omtrent mij duist,
nog wil, nog zal 'k het wagen.
10-5-'97
|
|