Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Twijfelzonnig Maar twijfelzonnig lente en is 't, de wind en wilt niet zoeten; 't geboren loof zijn moeder mist en wachten zal 't mij moeten, zoo lange er buien bovenslaan, om schielijk weêr zijn gang te gaan. Zijn gang te gaan, in weide en bosch, in heesters en in hoven, begeert het, alle boeien los en alle buien boven; dan zal het al vol zonne zijn, vol wellust en vol wonne zijn. Vol wonne zijn mijn herte zal, herlachen en herleven; voor winden noch voor ongeval van bange buien beven. Och lente, weest mij willekom en werkt uw edel werk weêrom! [pagina 651] [p. 651] Uw edel werk zoo wille ik dan een liedeken vereeren, daar 't vogelvolk niet aan en kan, en zingen 't, duizend keeren; maar, ál zoo lang 't uw wonne mist, mijn herte, twijfelzonnig is 't! 18-4-'97 Vorige Volgende