Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De vierde stonde Maria Maria, de Moeder Gods: Wach-arme, ik, in Jerusalem U zoekende, eer veel jaren, en vond U na drie dagen maar, bij oude kerkleeraren; ik vinde U heden al te ras, en 't eerste lang verlies mij nooit zo leed en was als dit, wanneer Gij mij, hervonden, vaart verloren! Mijn kind, mijn uitverkoren, mijn herte kent, mijne ooge U niet, die, moe van weenen, schemerziet, [pagina 635] [p. 635] en doolt, op Uwe schreden! Waar gaat Gij heengetreden? Komt hier! mijn alderliefste kind, en zelve Uws zelfs vrouw-moeder vindt! - Doch neen: aan 's Vaders wil, die U mij heeft geschonken, blijft Gij, blijve ik geklonken! Vorige Volgende