Het heldenspeur
Ten terwaarde uit, ten boonaarde in,
zoo voer en volgde ons rampgezin
den rook, en 't razend krijgsgebaar,
van 't voorwaardsvechtend voetvolk naar:
dat, wegen langs en velden dóór,
omtrent het ijslijk heldenspoor,
verminkt, gekwetst, onthoofd, ontdaan,
geen' lijken wij, met bloed belaân,
Wij groeven ze, in der haaste, en wij
verborgen ze onder de aarde, bij
elkaâr, die, onbekend elkaâr,
gestorven en begraven, daar
dat 't oorlogsveld, heromgewoeld,
van nieuwen herontwaken voelt
het volk, dat hier de degen dreef
te bedde, en dat, gebed, hier bleef
Ontwaken zal 't, en, een voor een,
vergaderd worden, been te beene,
en schonk te schonke, en lid te lid,
hoe diepe 't nu in de aarde zit
ontwaken, levend, wakker, snel,
zoo gij het zaagt, Ezechiël!
Wanneer? Hij weet het, Hij, die 't al
beschikt, of schier het wezen zal,
|
|