Mater dolorosa
o God, Gij weet mijn hert,
't en bleef U nooit gedoken;
Gij zijt, van kindsbeen af,
mijn' hope en mijn bestaan:
ben van de dood geslegen,
mijn blomken afgeplukt ...
in al Uw' goedheid groot,
Gij laagt eens in den hof,
en zweettet, op de steenen,
van angst, Uw dierbaar bloed:
ach ziet mij zitten weenen,
alleen in huis! Mijn huis,
van leven, vier en vonke,
Staat op, Gij, Heere, en vat
mijn' handen! Stelpt de bronnen
|
|