Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 469] [p. 469] Schoonheid Hoe schoon zijn de ongekunstenaarde boomen, die 'k, erkenbaar uit elkander, in den hemel zie geschoten staan, en dragende elk een beeltenis, daar 't werken van Gods hand nog aan te vinden is! Hoe schoon is, ongeschonden, in de zonnenkracht, 't wijduitgespreide bouwsel van de boomenpracht, ten toppen uit gedreven, en, van dracht, alzoo 't de Schepper eerst, beminnende, uit Zijn' handen goot! Het was alzoo geschapen en, van God gemaakt: waaromme en laat ge 't, mensch, door u niet aangeraakt, geworden, 't onverbeterbare en 't schoonste van de schoonheid, daar geen menschenhand ooit aan en kan? 1-10-1896. Vorige Volgende