Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 464] [p. 464] Oorloge 't Is oorloge, oorloge is 't daar menschen zijn, en dieren; 't gevecht zit al dat leeft, geboortevast, in 't been: beweertuigd is het ros. bewapend staan de stieren afgrijslijk; hond en kat strijdzuchtig zijn. Het kleen zoet honingbietje weet zijn gif te laten leken in 's vijands wonden; 't weet zijn moordend mes hem, en zijn' bitterheid, in 't lijf zoo nijdig neêr te steken, dat ook het zoete zeem onzoet hem smaken zal! De duive, zonder haat, het lam, dat liete 'em binden; 't onbooze keverken, het nietje zonder straal; wie, zonder krijgsgeweld, wie zal 't, o Heere, vinden, dat onkamplustig is, dat vrij van de oude kwaal? 't Is oorloge, oorloge is 't, daar menschen zijn; de dieren verscheuren ondereen malkanderen; de dood tot in de wolken zit en spiedt mij!... Goedertieren Verlosser, vrede zijn, waar zal 't? - In Uwen schoot! 29-4-1895. Vorige Volgende